Je winkelwagen is momenteel leeg!
Niet vinken, maar vonken
Eddy Allefs moedigt ontwerpers aan om ook na de ontwerpfase bij hun project betrokken te blijven. Hij legt uit waarom dat belangrijk is.
Als een ontwerper een product ontwerpt, dan gebeurt dat typisch op basis van een programma van eisen (pve). Eerst wordt een aantal technische concepten ontwikkeld. Een ervan wordt uitgewerkt tot het productontwerp. Erna worden onderdelen besteld. Daarmee wordt een prototype gebouwd dat wordt getest.
Bij voorkeur test de ontwerper het prototype zelf, die kan dan leren van zijn of haar ontwerpfouten. Maar steeds vaker zie ik ontwerpers tijdens het besteltraject van de onderdelen het project al verlaten. Een volgend project wacht alweer. Ervaren mensen zijn immers schaars. Een collega (vaak de jongste bediende) wordt aangesteld als tester en gaat het prototype testen. Deze tester krijgt dan als referentie voor het testwerk typisch het pve waarop het ontwerptraject was gebaseerd.
![](https://hightechsystems.nl/wp-content/uploads/2024/03/HTSm-Eddy-Allefs-2024.jpg)
Maar het pve is niet automatisch een goede referentie om te beoordelen of het productontwerp voldoet. Door gemaakte ontwerpkeuzes kan namelijk het design ruimer in z’n jas zitten dan gevraagd. Stel dat in de conceptfase de afgeleide eis ontstaat dat in het product een actuator moet komen die 15 Nm kan leveren. En je besluit om die niet zelf te ontwikkelen, maar in te kopen. Maar het blijkt dat er alleen 10 Nm en 20 Nm actuatoren te koop zijn. Je kiest dan voor de 20 Nm-versie anders haal je de eisen uit het pve niet. Door deze actuatorkeuze heb je nu een designmarge ten opzichte van de vereiste 15 Nm. En deze designmarge wil je kwantificeren, want die kun je mogelijk goed gebruiken. Bijvoorbeeld omdat je al weet dat in een volgend project de pve-eisen verzwaard zullen worden. Of, om de collega van verkoop mee te geven dat het product betere specificaties heeft dan oorspronkelijk gevraagd. Mogelijk kopen klanten juist hierom het product, en zijn ze zelfs bereid om meer te betalen.
Dus, voor het testen van het prototype begint, moeten we zorgen dat er een zogeheten testspecificatie komt, en daarbij is de inbreng van de originele ontwerper een vereiste. Die weet immers waar de designmarges zitten, maar ook waar het design mogelijk heel kritisch is.
Maar dan zijn we er nog niet. Wat ik ook vaak zie is dat een testspecificatie wordt opgezet als een checklist met ‘ok’- en ‘not-ok’-vakjes. Lekker gemakkelijk voor onze jonge tester die het originele productontwerp niet kent. Want die kan nu met minimale begeleiding alle testen uitvoeren en wordt daarmee een soort turfsmurf (m) of vinkfee (v) die slechts de vakjes hoeft aan te kruisen. Wat echter moet gebeuren is de analoge meetwaarden noteren, en samen met de originele ontwerper tot een conclusie komen voor de waarnemingen. Zo leren we bijvoorbeeld of onze ingekochte 20 Nm-actuator heel gemakkelijk 22 Nm levert of slechts 19,5 Nm.
Ik moedig ontwerpers altijd aan om met hun manager te bespreken of ze langer bij hun project betrokken mogen blijven. Je hebt immers als techneut een product bedacht, dan wil je er toch ook zelf met je neus bovenop blijven zitten of het wel werkt en hoe goed het werkt?
Of ga nog een stap verder. Stel je voor, het is vrijdagmiddag. De beschreven testen uit de testspecificatie zijn de afgelopen week uitgevoerd en gedocumenteerd. De meeste collega’s hebben een thuiswerkdag. Sluit je op in het lab en ga het prototype eens goed aan de tand voelen. Tot bij wijze van spreken de vonken nog net niet uit het product springen. En als alles dan heel is gebleven, kun je op maandag hopelijk aan de manager vertellen dat we ons geen zorgen hoeven te maken over de product-roadmap. Want die blijkt voor een groot deel al in de designmarge van het huidige ontwerp te zitten.