Na barre jaren klinkt Peter Wenninks pleidooi voor een industrieel reveil als muziek in hightech-oren. Maar hoe ver komen we met een groeistrategie als elke noodzakelijke ingreep meteen vastloopt in verzet, framing en bestuurlijke verlamming?
Topman Peter Wennink wil dat de industrie de Nederlandse economie op sleeptouw neemt om ons welvaartsniveau te behouden. Zo’n pleidooi valt natuurlijk in goede aarde in hightechsferen, maar laten we eerlijk zijn: we waren wel even toe aan zo’n plek in de schijnwerpers. Een boerenpartij die het land op het stikstofslot houdt, het plunderen van het Nationale Groeifonds, bezuinigingen op onderwijs – industrie en innovatie stonden niet hoog op het prioriteitenlijstje van het vorige kabinet. En dan zijn enkele maatregelen nog op het nippertje afgewend of teruggedraaid, ook mede dankzij Wennink trouwens.
Voorspelbare kritiek daargelaten (ik wacht nog op gemiep van alfa’s dat bèta’s te veel worden voorgetrokken) lijkt Wenninks rapport in vruchtbare aarde te vallen. Zijn analyse dat Nederland een grootschalige reorganisatie en investeringsoffensief nodig heeft, wordt breed gedeeld. In hun formatiestuk sorteerden Jetten en Bontenbal er al op voor.
Toch houd ik mijn hart vast. Om groei ruim baan te geven, moeten gevestigde belangen wijken. Letterlijk en figuurlijk ruimte maken voor het bedrijfsleven, vergunningsprocedures versoepelen, het ontmoedigen van laagproductieve activiteiten, aanpassingen in de sociale zekerheid: in een land waar je overal tegen grenzen aanloopt, moet je iets laten om iets anders te kunnen doen.
Wennink ontkent dat niet, integendeel. ‘Ja, dit gaat echt wat schuren en iets vragen van ons incasseringsvermogen’, zei de voormalig ASML-topman in een interview. Maar mijn angst is: zijn wij nog wel een land dat pijn kan lijden, zeker als de urgentie niet wordt gevoeld?
Het is in de politiek altijd al moeilijk geweest om pijn op de korte termijn te nemen om op de langere termijn – lees: na de verkiezingen – iets ten goede te veranderen. In het huidige politieke en maatschappelijke klimaat is dat nog veel moeilijker geworden. Niet voor niets schuift de politiek pijnlijke keuzes al jaren voor zich uit.
Je kunt de tranentrekkende reportages op tv en de verontwaardigde gesprekken aan de talkshowtafels nu al uittekenen. De boer die moet stoppen omdat zijn stallen aan een natuurgebied grenzen. Het prachtige uitzicht dat gaat verdwijnen (‘en de inspraakprocedures zijn een lachtertje!’). De regio die zich achtergesteld voelt.
Ik wil dit soort dingen niet bagatelliseren. Het zijn reële pijnpunten, maar we kunnen ons er niet langer door laten gijzelen. Mijn punt is: kunnen we ons nog wel loswurmen?
In de huidige dynamiek tussen (sociale) media en politiek staat er altijd wel een frame of populist klaar om zand in de raderen te strooien. De politicus die het verstandige verhaal vertelt over de schaarste opnieuw verdelen legt het tegen af de demagoog die natuurlijk nooit zal tornen aan de belangen van ‘de gewone man’ (behalve als de camera uitstaat). De dappere bestuurder die toch zijn rug recht houdt, krijgt een poederbrief in de brievenbus of trekkers in de voortuin.
Misschien ben ik te somber en krijgen constructieve krachten weer de wind in de rug. Ik hoop het. Maar wie de formatie een beetje volgt, krijgt niet de indruk dat alle partijen het landsbelang boven het partijbelang durven te stellen.

