Datum: 6 juni 2025

Japans-Nederlandse vrijage

Japan en Nederland vrijen al 425 jaar met elkaar en die relatie begint op gebieden als hightechequipment, fotonica, quantum en digitalisering serieuze vormen aan te nemen. René Raaijmakers ziet dat Japan nu openstaat voor innovatie en samenwerking.
René Raaijmakers

Intensivering van de relatie tussen Japan en Nederland komt op het juiste moment. In de jaren tachtig werd het Aziatische land oppermachtig in de halfgeleiderindustrie met een door de overheid gecoördineerde actie en krachtenbundeling van Japanse chipfabrikanten en machinebouwers, nadat Amerikaanse bedrijven hadden laten zien hoe onbetrouwbaar ze waren. Dat zorgde voor een Japanse wereldleidende positie in geheugenchips en lithografiesystemen, waarna de VS in een identiteitscrisis belandden.

René Raaijmakers is hoofdredacteur van High-Tech Systems Magazine.

De Japanners bleven in de decennia daarna sterk in semicon, ook al moesten ze hun kopposities in veel segmenten inleveren. Op dit moment bestaat bijna de helft (zeven) van de top-15 machinebouwers uit Japanse bedrijven. Bij elkaar hebben ze 30 procent van de machinemarkt voor chips en platte schermen. Tokyo Electron (92 procent marktaandeel in wafertracks) staat op de vierde positie. In de genoemde ranglijst moet het ASML (1) en Applied Materials (2) en Lam Research (3) voor zich dulden.

De Lex-column waarmee zakenkrant Financial Times investeerders informeert zette de Japanse positie een paar maanden geleden treffend neer onder de kop ‘Japan is out of the chip race but still in the game’. Het stuk eindigde met de constatering:’“Japan zal misschien nooit meer zijn dominante positie in de chipmarkt uit de gouden jaren tachtig terugveroveren. Maar de overblijfselen uit die tijd geven het land iets wat net zo waardevol is voor investeerders die willen inzetten op de chipsector: expertise en stabiliteit.’

Nu sloopkogel Trump ervoor zorgt dat de VS zich opnieuw diskwalificeren, lijkt de tijd rijp voor Nederland om de banden met Japan aan te halen. Nvidia-topman Jensen Huang veroordeelde het Amerikaanse beleid vorige week nog als ‘een mislukking.’ Japan ziet dat het de wedstrijd niet alleen kan winnen, staat open voor innovatie en zoekt naar betrouwbare partners. Net als de Japanners hebben wij de expertise. Wat zeg ik, samen zijn we met onze Taiwanese en Koreaanse vrienden, in de semicon-productieketen veel sterker dan Amerika, dat alleen in zichzelf is geïnteresseerd.

Als het gaat om stabiliteit - de tweede kracht van Japan die de Financial Times noemt - hebben wij nog wel wat werk te doen. In de samenwerking met het Aziatische land zal het er vooral op aankomen om te investeren in de relatie en langdurig te investeren in de relatie. Het ligt hoe dan ook voor de hand dat we elkaar in de chipmarkt optrekken.

Japan en Nederland hebben elkaar veel te bieden. De omzetten van beide landen in deeptech bedragen respectievelijk 60 en 150 miljard euro. In ons land zijn ongeveer achthonderd Japanse bedrijven gevestigd, waarvan het merendeel hightechgerelateerd is. De Japanse overheid investeert - ondanks de torenhoge staatsschuld - fors in deeptech, hightech en digitalisering. In 2024 is voor een periode tot 2030 een bedrag van 60 miljard euro uitgetrokken voor innovatie in de sectoren semicon, quantum, fotonica, AI en 5G/6G. Dat zal naar verwachting een multiplier geven van vijf en dus een totale investering van 300 miljard euro opleveren, want het bedrijfsleven wordt gestimuleerd om mee te investeren. Japan trekt ook buitenlandse investeerders als TSMC en Micron aan en zet toekomstgerichte projecten op, zoals Rapidus (2nm-hoogvolume-productie in 2027). Al deze ontwikkelingen bieden kansen voor Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen.

‘Mijn indruk is dat er meer dan ooit openheid en bereidheid is om samen te werken met vooral bedrijven en kennisinstellingen uit like-minded landen’, vertelde een Nederlandse vertegenwoordiger uit het diplomatieke circuit me. Die houding om toenadering te zoeken komt voort uit de problemen die Japan de komende jaren moet oplossen. De bevolking krimpt en vergrijst en daardoor is er behoefte aan buitenlandse arbeid, creativiteit en investeringen.

De lage economische groei prikkelt bedrijven om te kijken naar kansen en internationale samenwerking. Ze zagen dat hun overheid in de afgelopen jaren dereguleerde en vrijhandelsovereenkomsten sloot - waaronder met Europa - en buitenlandse investeringen bevorderde. Het Japanse bedrijfsleven investeerde in de afgelopen jaren al veel in het buitenland en staat daardoor ook meer open voor internationale samenwerking en overnames om toegang te krijgen tot technologische kennis, talent en markttoegang.

Een medewerker van de Nederlandse ambassade bespeurt ook een culturele verandering. ‘Zeer geleidelijk, maar wel merkbaar, is de huidige generatie professionals internationaler georiënteerd. Ze spreken beter Engels en zijn meer open-minded.’ Maar van de andere kant blijkt ook in Japan onder druk alles vloeibaar te worden. De HQ Group kwam na een eerste kennismaking meteen met een opdracht naar buiten.

Tegelijkertijd is er nog wel steeds sprake van een taalbarrière, een risicoaverse bedrijfscultuur en bureaucratische regelgeving die internationale samenwerking kan compliceren. De grote bedrijven die we spraken maakten volgens sommige delegatieleden een nogal statische indruk, gekenmerkt door oudere medewerkers die er tot hun pensioen willen blijven werken en die constateren dat de jongeren zich al na drie jaar gaan oriënteren op hun volgende stap in de loopbaan. Probleem dat ook werd gedeeld is dat jonge afgestudeerde techneuten liefst gaan werken in Tokio, Osaka of Kyoto en niet op de eilanden, waar Sony en TMC hun nieuwe fabrieken bouwen, of Hokkaido, waar Rapidus zit.

Maar veel van de hindernissen zijn te slechten nu er vanuit Japan een duidelijke wil is om de banden aan te halen. Universiteiten, het ministerie METI en de branchevereniging voor semicon-machinebouwers SEAJ kwamen met de vraag hoe wij in Nederland open innovatie doen. Daarbij zijn ze niet bang om hun zwaktes te tonen - wat de lerende houding van de Japanners aantoont. Zo noemde een universiteit dat van een honderdtal start-ups er slechts twee tot resultaat zijn gekomen. Jan-Jaap Koning, die als representant van het High Tech Systems Centre (TUE) aan de missie deelnam: ‘Een Japans boek over start-ups in Europa, Japan en de VS concludeert dat het in Japan ontbreekt aan goede coaches voor de entrepreneurs.’ Nederland en Japan hebben elkaar dus op vele terreinen wat te bieden.