Welk risico is nog aanvaardbaar?

Hoe ver moet je gaan met de beveiliging van een machine? Wat is nog acceptabel? Misschien is dit wel de meest gestelde vraag in het vakgebied van de machineveiligheid en gelijk ook de lastigste vraag. Het antwoord verschilt van geval tot geval. Dit is aan de ene kant de kracht van het vakgebied en aan de andere kant juist de moeilijkheid. Cruciaal zijn de hoogte van het risico, de kosten en de werkbaarheid.

27 januari 2014

Bij een kettingzaag loopt de gebruiker altijd gevaar op ernstige verwondingen. Ook al is het apparaat uitgerust met een hold-to-run-functie (knop los betekent stoppen van de zaag), sturen we de persoon op training en krijgt hij onder meer een zaagbroek, helm en gezichtsbescherming, er blijft altijd een restrisico over. Dit wordt aanvaard; als je een kettingzaag gebruikt, moet je goed uitkijken. Het risico ligt hoger dan bij een cirkelzaag in een productielijn die volledig kan worden voorzien van hekken en een deur met toegangsbewaking. Wil iemand naar binnen, dan stopt de zaag. Het resterende risico ligt in dat geval in het algemeen geaccepteerde gebied.

De omgekeerde wereld: neem geen maatregelen om een brand te kunnen bestrijden met een kleine brandblusser, maar zorg dat er geen brand kan ontstaan door bijvoorbeeld een goed beschermende tank te gebruiken.

Een risico kun je definiëren als het product van kans en effect. Worden er geen maatregelen genomen, dan blijven grote risico’s onaanvaardbaar. In feite komt het vak van machineveiligheid erop neer dat je een risico dusdanig moet reduceren dat het in het aanvaardbare gebied komt. Het plaatsen van een goed beschermende tank (sterkte materiaal, brandwerend) is bijvoorbeeld veiliger dan wanneer er alleen voorzien zou worden in een kleine poederblusser.

Maar ja, wanneer heb je het risico zodanig onder controle gebracht dat het in het aanvaardbare gebied zit? Hoe ver moet je gaan als machinebeveiliger? De Engelsen hebben er een mooie term voor: as low as reasonably practicable (Alarp). Zo laag als praktisch mogelijk is. Klinkt goed, maar wat betekent dit nu in de praktijk? Geen twee risico’s zijn immers hetzelfde en ook al lijken ze op elkaar, de oplossingen kunnen volkomen verschillend zijn. Lastig? In principe betekent dit dat elke oplossing een goede oplossing is, mits er rekening wordt gehouden met een aantal eisen.

In de geest van

Van belang bij het bereiken van een maximale reductie is onder meer de hoogte van het risico. Hoe hoger, hoe harder de ontwerper zich moet inspannen om tot een veilige situatie te komen. Uiteraard bepaalt de stand der techniek de mogelijke oplossingen voor de risico’s waaruit hij kan putten. Sommige risico’s blijven bestaan. Het voeren van onderhoud in een pers brengt altijd risico met zich mee, maar het is wel mogelijk om maatregelen te nemen om het risico te beperken (standmelding en positionering van een vasthoudsysteem bijvoorbeeld).

Een laag risico vraagt niet om een uitgebreide maatregel die flink in de papieren loopt. Het is bijvoorbeeld niet noodzakelijk om het risico op een lichte blauwe plek te verhelpen met een besturingstechnisch ingrijpende wijziging. Aan de andere kant zijn er quick wins die risico’s op een eenvoudige manier wegnemen en een maximale reductie opleveren. Een tandwieloverbrenging kun je bijvoorbeeld vaak eenvoudig en relatief goedkoop voorzien van een vaste afscherming.

In het denken rondom machineveiligheid is het altijd van belang dat er wordt gezocht naar manieren om risico’s zo veel mogelijk te elimineren en als dat niet lukt te beperken. Je begint daarbij altijd met de bron. Wanneer er een kernreactor wordt gebruikt waarbij straling vrijkomt, is het misschien een oplossing te kiezen voor een andere aandrijfbron. Natuurlijk gebeurt het regelmatig dat hier geen winst te halen is. Een kettingzaag moet nu eenmaal scherp zijn. Anders verliest hij zijn bestaansrecht.

De volgende stap is om collectieve maatregelen te nemen. In eerste instantie gaat het dan om mechanische beveiligingen zoals een vaste afscherming. De tweede stap is het aanbrengen van elektrische maatregelen zoals hekbewakingen (bewegingen schakelen uit op moment van betreden) en tweehandenbedieningen.

Lossen die stappen de problemen niet op – of is het risico nog altijd onaanvaardbaar – dan is het tijd voor organisatorische maatregelen. Denk daarbij aan het aanbrengen van signaleringen in de vorm van lichtzuilen, stickers en instructies in de gebruiksaanwijzing. Deze stap is uiteraard afhankelijk van de gebruiker.

Het moge duidelijk zijn dat bij een bestaande installatie over het algemeen de tweede stap wordt toegepast en bij een nieuw machineontwerp gelijk de bron moet worden aangepakt. Een risico wegredeneren in de gebruiksaanwijzing is duidelijk niet in de geest van goede machineveiligheid.

Drukpers

Hoe weet iemand nu of de gekozen oplossing de ‘beste’ is? Helaas wordt dat pas bekend op het moment dat de machine aan het einde van de levenscyclus wordt afgedankt. Dan pas weet je of er ongevallen zijn gebeurd tijdens de levensduur, of helemaal niet. In veel gevallen is dat niet alleen afhankelijk van de machine maar ook van de gebruiker. Zijn gedrag bepaalt voor een deel de veiligheid. In eerste instantie zorgt de ontwerper van de machine echter voor de basisveiligheid. Gedrag valt immers onder de derde stap van de reductievolgorde. Denk aan een auto. Die kan van alle toeters en bellen zijn voorzien, maar als de bestuurder besluit om met 140 kilometer per uur door een woonwijk te rijden, waar is dan de veiligheid?

Wanneer onveiligheid wordt weggenomen bij de bron wordt maximale veiligheid bereikt. Maar let op. Met die ingreep introduceer je mogelijk een ander soort gevaar. Dit is overigens bij elke manier van reduceren een reëel punt; dat kan altijd. Stel we willen een drukpers beveiligen omdat gebruikers met hun vingers bekneld kunnen raken. Er is slechts een lage kracht dus de verwondingen zijn licht. Een mogelijke beveiliging is een snel sluitende deur. Het gevolg van die maatregel is echter dat gebruikers die hun vingers op de pers hebben, nu hun vingers breken. Het middel is dan erger dan de kwaal.

Alarp houdt in dat het risico op een reële manier wordt weggenomen in verhouding tot kosten (hoeven niet disproportioneel te zijn ten opzichte van het gevaar), werkbaarheid (een slot op een machine maakt de situatie nu eenmaal veilig maar kan ook een blokkade vormen) en de hoogte van een risico (een paar waarschuwingen kunnen al volstaan). Veiligheid begint bij de ontwerper. Hij maakt de afweging welke maatregel hij voor welk risico inzet. Elke maatregel is in de basis dus de juiste op het moment dat deze drie facetten tegen elkaar worden afgewogen.

Let wel op de eisen bij een nieuwe machine. De Machinerichtlijn stelt voor een aantal facetten vaste eisen op. Belangrijk is dat die eisen worden meegenomen. De richtlijn laat echter genoeg ruimte om te zoeken naar de juiste oplossing voor de situatie. Door de keuze vast te leggen waarbij wordt gestart met de risicoanalyse, ontstaan een gefundeerd besluit en degelijke bewijslast.

Martijn Dost is veiligheidsconsultant bij Pilz.

Redactie Alexander Pil