Verhagen en VSNU steggelen over promovendi
Minister Verhagen (EL&I) verzet zich tegen de aantijging van de VSNU dat het topsectorbeleid duizenden onderzoeksplaatsen voor promovendi en postdocs kost. In antwoord op kamervragen geeft de bewindsman te kennen dat de samenwerkende universiteiten niet de juiste cijfers hanteren en daardoor een onvolledig en te negatief beeld schetsen.
De VSNU laat al sinds het verschijnen van het regeerakkoord kritische geluiden horen over de nieuwe richting die Verhagen inslaat. Vooral de afschaffing van het Fonds Economische Structuurversterking (Fes) en de verschuiving van publieke onderzoeksmiddelen naar fiscale R&D-maatregelen voor het bedrijfsleven baart de organisatie zorgen. Na de behandeling van de EL&I-begroting vond zij het nodig opnieuw aan de bel te trekken. ’Alles bij elkaar opgeteld en tegen de achtergrond van forse bezuinigingen op de universiteiten, moet geconstateerd worden dat de ambities van het kabinet niet realistisch zijn‘, aldus de VSNU begin november, die overigens het topsectorbeleid wel zegt te steunen.
De universiteiten baseren hun kritiek op de stelling dat een gezond innovatieklimaat een goede fundamentele onderzoeksbasis nodig heeft, terwijl juist op die laatste sector wordt bezuinigd. Ten gevolgde van de verdwijning van het Fes zou in 2015 het aantal promotieplaatsen met 30 procent worden gereduceerd. Dat komt neer op zeker drieduizend onderzoekers.
Volgens minister Verhagen misrekent de VSNU zich echter door de huidige begroting te vergelijken met de ’crisisbegrotingen‘ van 2009 en 2010. Daarin zaten eenmalige maatregelen die werden gefinancierd door middelen naar voren te halen. Daarnaast dichtte de VSNU een aantal onderwijsprojecten de status van onderzoeksproject toe, aldus de minister. De tegenvaller voor de universiteiten komt daarmee uit op 240 miljoen euro, niet op een half miljard.
Verhagen wijst er verder op dat bedrijven via de fiscale maatregelen worden geacht te investeren in zogenaamde topconsortia, waaraan ook publieke kennisinstellingen deelnemen. De ervaring leert dat een aanzienlijk deel van de aldus aangetrokken middelen wordt besteedt aan aio‘s en postdocs. Hiermee ontstaat, zeker ten opzichte van de impulsfinanciering uit het Fes, een stabiele basis voor het aanstellen van postdoctorale studenten en promovendi, vindt Verhagen.
Aan de topconsortia wordt overigens momenteel de laatste hand gelegd.