TNO levert optische module voor Sentinel-5-ruimtemissie

Alexander Pil
12 augustus 2020

Eind juli heeft TNO een optische module voor het Sentinel-5-instrument overgedragen aan het Duitse Airbus Defence & Space dat het satellietinstrument in elkaar gaat zetten. Sentinel-5 wordt ontwikkeld om de samenstelling van de atmosfeer van de aarde dagelijks nauwkeurig te volgen. Met de ontwikkeling van een spectrometer en een telescoop voor de satelliet levert TNO een bijdrage aan het in kaart brengen van luchtvervuiling en broeikasgassen.

De UV1-spectrometer van TNO komt in de Sentinel-5-satellieten die dagelijks de aardatmosfeer in kaart brengen. Foto: TNO/Douwe Jan IJlst

Sentinel-5 maakt deel uit van het Europese Copernicus-programma voor monitoring van de atmosfeer van de aarde, dat wordt gecoördineerd door de Europese Commissie. De ruimtecomponent van het Copernicus-programma wordt ontwikkeld en aanbesteed door European Space Agency (Esa). De Sentinel-5-missie is gericht op luchtkwaliteit en de interactie met het klimaat. De satelliet zal onder meer stikstofoxiden en methaan in kaart brengen.

Er worden meerdere, identieke satellieten gemaakt die na elkaar in de ruimte gebracht zullen worden. Dit zorgt ervoor dat er tientallen jaren continu, betrouwbare data binnenkomt over hoe de atmosfeer en klimaatveranderingen zich ontwikkelen. De eerste satelliet zal naar verwachting in 2022 gelanceerd worden.

Allerlei Europese bedrijven ontwikkelen onderdelen voor de Sentinel-5-instrumenten. ‘Airbus in Duitsland gaat de satellieten in elkaar zetten. TNO ontwikkelt twee belangrijke subsystemen: een spectrometer – de UV1 – voor het golflengtespectrum 270-300 nm, en twee maal een TSBOA-telescoop’, vertelt Wim Gielesen. ‘Met extra maatregelen is het TNO gelukt om de voor deze missie zo cruciale spectrometer zonder veel vertraging te leveren, ondanks de coronacrisis.’

De eisen aan de telescoop en spectrometer zijn zeer streng. ‘We ontwikkelen zo compact en licht mogelijke onderdelen die tegelijk wel zo robuust moeten zijn om een lancering te overleven. Daarbij komen krachten van 22 maal de zwaartekracht en enorme temperatuurverschillen van -20 tot 60° Celsius kijken. Dit lukt door onze kennis op het gebied vrije-vormoptiek en mechanica’’, aldus Gielesen.