Succesvol starten in hightech is hindernisbaan
Hoe kunnen uitvinders hun briljante idee laten uitgroeien tot een succesvolle marktrelease? Afgezien van de financiële en organisatorische uitdagingen zijn er ook allerlei technische hindernissen. Regelmatig struikelen ze daarom voordat ze goed en wel uit de startblokken zijn. Uit twee ervaringsverhalen blijkt hoe lastig het is om alle hordes te nemen.
Veel discussie rond de beste ecosystemen voor startups draait om de vraag welke regio de nieuwe Silicon Valley wordt. Onderzoeksbureau Startup Genome identificeerde vorig jaar wereldwijd echter dertig hotspots. Geen daarvan zal binnen afzienbare tijd de grootte van de Bay Area benaderen, maar ze gaan wel de kritische massa bereiken om de wereldeconomie te beïnvloeden. De top vijf bestaat uit New York, Londen, Beijing, Boston en Tel Aviv. De enige Nederlandse stad, Amsterdam, vinden we terug op positie 15.
In de ranglijst van de vijfhonderd slimste steden ter wereld, de Innovation Cities Index 2019, staat opnieuw Amsterdam het hoogst: 30. Verder worden Rotterdam (83), Den Haag (97), Eindhoven (137) en Utrecht (175) genoemd. En in het Startup Ecosystem Rankings Report 2019 van Startupblink bekleedt Nederland een keurige zesde plek, negen posities hoger dan in 2017.
Het zijn geen cijfers om je voor te schamen, maar Nederland is ook zeker niet het beste jongetje van de klas. Lastig is dat er geen goed onderzoek te vinden is specifiek over hightech starters. Wellicht zouden de regio’s rondom de Nederlandse technische universiteiten dan beter scoren.
In hightech Nederland gaat de startupdiscussie vaak om de vraag wie de volgende ASML of Philips wordt. Goede ideeën zijn er te over; de tu’s genereren ruim voldoende concepten en patenten waarop je een bloeiende business kunt bouwen. Natuurlijk zijn er ook heel veel succesverhalen te vertellen, maar helaas stranden behoorlijk wat initiatieven voordat ze goed en wel zijn begonnen. Hoe kan dat in een regio barstensvol kennis en een ruim aanbod toeleveranciers van hightech knowhow en hoogwaardige producten?
Additive Industries
Laten we eens kijken naar Additive Industries. Hoe komt het dat die hightech machinebouwer soepel van startup naar scale-up is gegroeid? Voor een belangrijk deel is dat terug te voeren op hoe het Eindhovense bedrijf de ontwikkeling van de gedroomde industriële metaalprinter heeft ingezet. Voordat hoofdengineer Mark Vaes ook maar een schets op papier zette, maakte hij samen met oprichters Daan Kersten en Jonas Wintermans eerst een toer langs potentiële klanten wereldwijd.

‘We hebben eerst alles heel goed in kaart gebracht, want iedereen maakte op dat moment ongeveer dezelfde machientjes’, vertelde Kersten vorig jaar aan Mechatronica&Machinebouw. ‘We wilden weten wat die markt wilde en wat gebruikers van de bestaande machines vonden. We hebben wereldwijd de meest ervaren gebruikers gesproken die we konden opsnorren. Echt leuk. We hebben gewoon gezegd: we zijn nieuw en hebben een ambitie, namelijk de 3d-printtechnologie voor metalen van lab naar fab brengen. Als u in onze schoenen zou staan, wat zou u dan maken?’
Het antwoord was altijd eerst een schets van bestaande printers. Kersten: ‘We moesten dan echt aandringen: denk eens verder dan de huidige beperkingen. Hoe ziet je wensenlijstje er dan uit? Slechts een aantal liet zich uitdagen en ging out of the box denken. Daar zijn uiteindelijk onze user requirements uit gekomen.’
Daarna werd Vaes geconfronteerd met het bekende grote witte vel papier. ‘Ik zat achter mijn bureau en dacht: mijn hemel, waar begin ik nu?’, herinnert hij zich. Vaes vroeg een paar ervaren systeemarchitecten om te komen sparren. Naast deze systeemdenkers schakelde hij een kenner van het metaalprintproces en een optica-expert in. Met z’n allen spraken ze regelmatig af. ‘We hebben ook patentonderzoek gedaan, want het was de vraag of we ons überhaupt wel konden bewegen in deze markt’, vertelt Vaes. Die exercitie was een bevestiging dat Additive Industries niet ten onder zou gaan aan een patentengeschil. Kersten noemt de aanpak in de begindagen van zijn bedrijf nog altijd ‘cruciaal en definiërend’.
Mapper
Tegenover het succesverhaal van Additive Industries staat het faillissement van Mapper. In bijna twintig jaar ontwikkelen lukte het die spinoff van de TU Delft nooit om de status van startup af te schudden. Eind 2018 moest het surseance van betaling aanvragen, wat uiteindelijk uitmondde in een sluiting. ASML nam het intellectueel eigendom over en een deel van de technische staf vond onderdak bij de Veldhovens grootmacht.

Mapper werd in 2000 opgericht met de ambitie om elektronenbundellithografie in chipproductie te introduceren. Het blies hoog van de toren en wilde grote broer ASML naar de kroon te steken. Door met heel veel elektronenbundels tegelijk te schrijven beloofde Mapper een kosteneffectieve e-beam-oplossing te kunnen ontwikkelen.
De meeste chipfabrikanten zetten hun kaarten al vroeg op ASML’s euv-lithografie als opvolger van immersie. Mede door de vele vertragingen in het euv-traject golden de Delftenaren toch lange tijd als potentiële uitdager. Maar wat e-beam betreft, keek de industrie de kat uit de boom. Meebetalen aan de ontwikkeling, zoals bij euv-lithografie, was niet aan de orde. Ook diende zich nooit de overnamepartner aan waarop Mapper hoopte. In 2011 wees ASML de Delftse avances zelfs openlijk van de hand.
Eén chipfabrikant steunde Mapper wel: TSMC. De Taiwanese foundry nam in 2008 een alfaversie af van de Delftse e-beam-machine. Het was een krachtig signaal naar investeerders. Zonder de rugdekking van ’s werelds grootste foundry had Mapper waarschijnlijk de kredietcrisis niet overleefd.
Het grootste verwijt dat je Mapper kunt maken, is dat het de complexiteit van zijn technologie heeft onderschat. Heel regelmatig vertelde het aan iedereen die het wilde horen dat zijn machine nu echt bijna productierijp was. Meermalen bleek dat het daarbij vaak een te optimistische inschatting van zijn voortgang voorspiegelde, want nooit kon de Delftse machinebouwer zijn belofte volledig nakomen. De laatste keer was dat in 2015, toen de machine volgens ceo Bert-Jan Kampherbeek ‘goed genoeg was om ermee de boer op te gaan’. Een technische showstopper zorgde echter weer voor verdere vertraging.
Jarenlang leefde Mapper van de ene kapitaalinjectie naar de andere subsidieronde. In totaal ontving het zo’n vierhonderd miljoen euro aan leningen en investeringen. Daar stonden geen noemenswaardige inkomsten tegenover. Voor zover bekend, verkocht het slechts een handvol e-beam-machines. Uiteindelijk ging de geldkraan dicht en de startup kopje-onder.