Start-up kan professioneler
Op het gevaar af in herhaling te vallen, wil ik de ervaringen delen die Demcon onlangs tijdens een studiereis in de VS opdeed. Het blijft fascinerend om te horen en te zien hoe professioneel ze daar de start van een onderneming aanpakken. Dit keer bericht uit de regio Boston, met het MIT, Harvard en talloze andere instituten en ondernemingen actief in onder meer medische systemen en robotica, gebieden waar wij ons ook op bewegen.
Een leerzaam verhaal over het bekende traject van idee naar markt vind ik het Center for Integration of Medicine and Innovative Technology (Cimit). Dat centrum gaat over de selectie van ideeën van clinici en researchers die de potentie in zich hebben tot een succesvol product uit te groeien. Onder meer in de verschillende researchziekenhuizen lopen site miners rond die ideeën spotten. Zij hebben tot wel vijftienhonderd contacten per jaar en daaruit rollen zo‘n driehonderd voorstellen (elk op twee A4‘tjes). Uiteindelijk komen er vijfentwintig tot dertig in aanmerking voor een innovation grant (een ton in dollars). Die worden uitgewerkt tot businessplannen die worden onderworpen aan een gedegen, internationale review vanuit drie invalshoeken: medisch, technisch en commercieel. Opbrengst van deze strenge selectie: per jaar een tot drie ondernemingen die worden opgericht om het oorspronkelijke idee te commercialiseren.
Dit model staat haaks op het Nederlandse ’laat duizend bloemen bloeien‘. Belangrijkste verschil is dat in ons land vaak de onderzoeker, uitvinder of bedenker zelf gaat ondernemen om zijn idee uit te werken tot marktrijp product. Vaak ontbreekt het echter aan ondernemerschapservaring en managementkwaliteiten, met als gevolg dat veel starters alsnog sneuvelen dan wel in uurtje-factuurtje blijven hangen omdat er toch brood op de plank moet. In de VS staat het te commercialiseren idee centraal en daar wordt capabel management bij gezocht. In Nederland lijkt dit model – het idee ’afpakken‘ van zijn bedenker – onbespreekbaar. Hier sturen we meer op het aantal dan op het succes van de spin-offs. Maar overleven is geen goede maat voor succes; relatief weinig start-ups komen tot volwassenheid. Een universitaire spin-off met vijf of tien medewerkers geeft hun een mooie broodwinning. Vanuit de bv Nederland bekeken, levert het echter geen multiplier op, geen bijdrage aan het ecosysteem.
In Nederland zijn de toelatingseisen tot de markt voor een nieuwe onderneming laag, terwijl in het Amerikaanse model zoals van Cimit juist sprake is van een streng examen. Heeft het idee (niet de ondernemer) eenmaal die strenge selectie doorstaan, dan komt er management en ruim voldoende kapitaal beschikbaar om het in korte tijd tot een succes te kunnen maken. Een mooi voorbeeld vormt een van de spin-offs van het Cimit-programma, Ninepoint Medical, een medisch bedrijf dat in het najaar van 2009 officieel van start ging en een jaar later al 33 miljoen dollar aan kapitaal had binnengehaald. Het bedrijf telt nu vijftig medewerkers (volgend jaar 75) en heeft een indrukwekkend team samengesteld, met uiterst ervaren managers (gemiddeld twintig jaar ervaring, dus niks jonge ondernemer), een board of directors (waarin de kapitaalschieters zijn vertegenwoordigd), een respectabele clinical advisory board en een technology advisory board (met daarin de uitvinders van de technologie, dus op gepaste afstand van de dagelijkse gang van zaken).
Ik weet het, niet elke Amerikaanse start-up loopt zo voorbeeldig, maar als we hier tot nieuwe, grote OEM‘s willen komen, pleit ik ervoor om dit Cimit-model naar ons land te vertalen en te zorgen dat voldoende publiek-private middelen beschikbaar blijven voor innovation grants. Grote vraag: past dit in het Nederlandse klimaat?