Smart Industry en het grote plaatje
Angelo Hulshout heeft een ambitieus plan om fabrieken efficiënter te maken met behulp van Smart Industry-technologieën als het internet of things, cloud en machine learning. In Mechatronica&Machinebouw rapporteert hij over de voortgang van zijn inspanningen.
Smart Industry, Industry 4.0 en 5.0, Smart Society – het zijn allemaal mooie termen, paraplubegrippen, voor de manieren waarop we onze wereld efficiënter, beter, duurzamer willen maken. Heel mooi en heel goed bedoeld en we zitten er allemaal middenin, ik ook. Wat we vaak vergeten, is om even breder te kijken dan het nieuwe idee dat we hebben. Elk idee dat wordt gerealiseerd heeft namelijk ook consequenties, en niet alleen de positieve die we voor ogen hebben.
Ander werk
Neem de moleculaire printer van Cana, een Amerikaans bedrijf dat is ontstaan vanuit het idee dat we minder plastic flessen moeten gaan produceren en gebruiken. Een nobel streven. De printer die ze hebben bedacht, maakt het mogelijk zo ongeveer elke koude drank die we kennen na te maken, op basis van 150 geselecteerde geur- en smaakstoffen. Hun inschatting is dat als elk Amerikaans gezin een Cana-printer heeft, 70 procent van de plastic flessen die daar jaarlijks gebruikt worden niet meer nodig is. Minder plasticproductie, minder plastic afval, is de redenering.

Daar kan ik een heel eind in meegaan; ik wil tenslotte net als velen een schonere en gezondere planeet achterlaten voor de komende generaties. We weten inmiddels allemaal wel hoeveel plastic The Ocean Cleanup verzamelt in de Pacific en hoeveel daar vervolgens weer voor in de plaats komt.
Minder plastic betekent echter ook minder productie en minder transport. Aan de ene kant is dat een goede ontwikkeling want het geeft minder vervuiling – als we ervan uitgaan dat de plasticfabrieken en het vervoer draaien op fossiele brandstoffen. Tegelijkertijd betekent het dat productiemedewerkers en chauffeurs niet meer nodig zijn. Die moeten dus ergens anders aan het werk kunnen, om een inkomen te hebben en (voor hun kinderen en kleinkinderen) hun bijdrage aan de toekomst te kunnen leveren.
Vergelijkbare situaties ontstaan ook op andere plaatsen in de samenleving als we doorgaan met Smart Industry, Smart Society en de zojuist door het Europese Parlement verworpen klimaatplannen van Frans Timmermans en consorten. Elk product dat we maken in onze consumptiemaatschappij is in meer of mindere mate mensenwerk. Soms wordt dat werk gedaan in het rijke Westen, soms in minderbedeelde landen, waar ook kinderhanden worden ingezet. Elk product dat we elimineren als onderdeel van onze plannen voor een betere wereld betekent dat er mensen zijn die ander werk of een andere vorm van inkomen moeten krijgen.
Daarnaast zien we dat vervangende, zogenaamd betere producten ook weer negatieve gevolgen hebben. Alle goede bedoelingen en geplande verbeteringen ten spijt wordt in batterijen voor elektrische apparaten nog steeds kobalt gebruikt, gedolven door kinderen in Congo. Acties om deze kinderarbeid de wereld uit te helpen zijn er al, met deelname van bedrijven als Tesla. Tot op zekere hoogte succesvol, maar ook daar met gevolgen: als we geen kinderen maar volwassenen inzetten, zijn de loonkosten hoger en wordt kobalt duurder. Dat is toch wel vervelend. Dus gaan we goedkoper inkopen, bijvoorbeeld bij een Aziatische partij. En jawel, die zetten op andere plekken toch gewoon weer kinderen in.
Schijnoplossingen
Kees Klomp van Purpose People, ook lector aan de Hogeschool Rotterdam, is een van de mensen die al jaren proberen tussen onze oren te krijgen dat we naar het totaalplaatje moeten kijken. Hij gaat zelfs zo ver om te stellen (en ik denk terecht) dat de huidige economie, die is gebaseerd op financiële groei, en het zorgen voor een bewoonbare planeet voor toekomstige generaties haaks op elkaar staan. Als we economische groei niet loslaten, gaan we op het vlak van duurzaamheid niet verder komen dan goede bedoelingen, is een van zijn uitgangspunten. De voorbeelden hierboven sluiten daarbij aan. We kunnen allemaal heel hard gaan lopen om ‘smarter’ te worden en ‘meer sustainable’, maar als we onze behoefte aan ‘meer meer meer’ niet loslaten, gaan we er op de lange termijn niet komen.
Systeemdenken en bereid zijn om dingen los te laten zijn belangrijker dan ooit. Als we het totaalplaatje niet zien en de slechte gewoontes die we hebben ontwikkeld niet uitroeien (zowel plastic gebruiken als veel geld willen hebben), werken we aan schijnoplossingen.
Cana is een leuk idee, maar het stapt over een heleboel afgeleide problemen heen – werkgelegenheid, natuurlijke voedingsstoffen en het feit dat ook dit bedrijf uiteindelijk vooral voor de eigen economische groei zal gaan. Ze willen graag partneren met de grote drankenleveranciers, omdat die hen anders uit de markt drukken. Opgeslokt worden door een van die partijen (‘Cana verkocht aan Coca Cola voor 3 miljard dollar’) wordt waarschijnlijk het lot van hun goede bedoelingen.