Racende robots
Begin januari gaf Sebastian Thrun bij de TU Delft een praatje over robotauto’s. Voor wie het niet weet: Thrun stond aan de wieg van Google’s zelfrijdende auto, een bijdrage waarvoor de TU Delft hem tijdens haar Dies beloonde met een eredoctoraat. In zijn presentatie herinnerde hij het publiek weer aan de sleutelrol die een competitie speelde in het ontstaan van de robotauto. In 2004 daagde Darpa, een agentschap van het Amerikaanse leger, de wereld uit om een auto te maken die zelfstandig een route van 240 kilometer door de Mojave-woestijn kon afleggen. Het werd een fiasco: geen enkel team wist de eindstreep te halen. Maar het jaar erop reden maar liefst vijf wagens zelfstandig over de finishlijn, met Thruns auto voorop. De commerciële sector pakte het vervolgens op en vandaag de dag is de zelfrijdende auto een van de meest aansprekende technologieën die hun opwachting maken.
Na Thruns praatje kon het publiek kennismaken met een geheel andere, nieuwe competitie om de stand van zaken vooruit te brengen: onder de initiatieven op roboticagebied die de TU tentoonstelde, was ‘team March’ te vinden. Dit team gaat in oktober met een exoskelet meedoen aan de Cybathlon van de ETH Zürich. Een soort Paralympische Spelen, maar dan met actief geactueerde hulpmiddelen. Deelnemers worden ook geen atleten maar ‘piloten’ genoemd.
De Cybathlon moet een nieuwe impuls geven aan de ontwikkeling van protheses en hulpmiddelen. Dat kan beslist geen kwaad, hulpmiddelen zijn toch nog vaak behelpen en maar al te vaak eindigen protheses vanwege hun beperkte functionaliteit of comfort als plantenbak in de hoek van de kamer. O ja, aan de kosten mag ook nog wel het een en ander gedaan worden. Een apparaat maken dat een ledemaat kan vervangen, al is het maar gedeeltelijk, is nu eenmaal ongelooflijk lastig.
Toch is het maar de vraag of de Cybathlon dat gaat bewerkstelligen. Er zijn wel meer van dit soort competities, die tot op heden geen van alle voor doorbraken hebben gezorgd. Ondanks het zesvoudige kampioenschap van de Nuna in de World Solar Challenge is een praktische door de zon aangedreven auto verder weg dan ooit. En robots spelen tijdens Robocup weliswaar een heel aardig potje voetbal tegen elkaar, maar ze kunnen nog niet opboksen tegen hun menselijke evenknie. Hooguit opbeuken tegen een mensenknie, maar dat is heel wat anders. Natuurlijk verzetten dergelijke competities wel steeds de paaltjes van de techniek, maar een doorbraak zoals bij de Grand Challenge – u wilt een zelfrijdende auto, u kríjgt een zelfrijdende auto – is er niet bij.
Waar ligt dat aan? Voor een deel zal het te maken hebben met geld. De Grand Challenge stelde een prijzenpot van een miljoen klinkende Amerikaanse dollars beschikbaar voor de winnaar. Toen de eerste poging mislukte, werd het bedrag doodleuk verdubbeld en werden een tweede en derde prijs van respectievelijk een en een half miljoen dollar toegevoegd. Met zo’n prijzenpot in het verschiet werd het aantrekkelijker om serieus te investeren in een project, of om sponsoren binnen te halen; zeker in Amerika houden ze wel van een gokje. Daarnaast gaf de forse hoofdprijs de competitie veel meer smoel en zorgde hij voor de broodnodige aandacht. De geldprijs was ook gekoppeld aan een absoluut doel, niet aan een relatieve verbetering.
De Cybathlon heeft zo’n prijzenpot niet. Het is daarom te hopen dat de wedstrijd profiteert van het sportelement: niet alleen de apparatuur, maar ook de menselijke piloten kunnen een medaille winnen.