Post-master engineering naar 1000, als het kan 2000 in 2030
In 2030 moet de uitstroom van masterstudenten op de TU Eindhoven zijn verdubbeld. De tweejarige praktijkgerichte kopstudie voor ingenieurs moet zelfs verviervoudigen en als het kan verachtvoudigen: van 250 trainees nu naar 1000 tot 2000 over acht jaar.
In een vraaggesprek dat de Technische Universiteit Eindhoven op zijn eigen website publiceerde, schetsen hoogleraar Maarten Steinbuch en collegevoorzitter Robert-Jan Smits de eerste contouren van hun groeiambities. Daarnaast stellen ze voorwaarden. Als het bedrijfsleven en overheid achter hun plannen staan, dan is er naast meer geld ook een ander financieringsmodel nodig.
Vrijwel tegelijk treedt ook de Delftse universiteit met forse groeiambities naar buiten. In Zuid-Holland willen ze groeien van de huidige 28 duizend studenten naar 40 duizend in 2030. De redenen die de TU Delft aanvoert, zijn dezelfde als die van de TUE: het bedrijfsleven vraagt veel meer technisch geschoolde mensen op alle niveaus.
Eindhoven legt de lat vooral hoog voor de sterk praktijkgerichte tweejarige EngD-kopstudie voor ingenieurs. Dit post-masterprogramma voor technologische ontwerpers biedt de TUE samen met de drie andere technische universiteiten aan, maar het zuiden levert hiervan verreweg de meeste afgestudeerden. ‘De opleiding is nooit tot volle wasdom gekomen’, zegt Steinbuch. Op dit moment zijn er 250 trainees; dat zou volgens de mechatronicahoogleraar naar duizend tot tweeduizend moeten groeien. ‘De puzzel is hoe we daar komen.’

Geen gigantische collegezalen
De wens om te groeien, draagt het tweetal al enkele maanden uit. Smits zegt daarover niet alleen positieve reacties te ontvangen. Hij hoort met name de vrees dat de karakteristieke sfeer zal verdwijnen. De optimisten zien vooral kansen: de Brainportregio wordt toonaangevend in Nederland en de Eindhovense universiteit speelt daarin een belangrijke rol. ‘We willen een universiteit zijn die klein aanvoelt, maar toch groot is’, aldus Steinbuch, die toevoegt dat hij de huidige cultuur wil behouden. ‘Geen gigantische collegezalen met duizenden studenten.’
Om zijn argumenten te ondersteunen, wijst de hoogleraar op de groei die de TUE de afgelopen jaren doormaakte: van 6.500 naar 13.000 studenten. ‘Dus het kan wel degelijk.’
Smits heeft Steinbuch gevraagd om een denktank te leiden die de groei gaat begeleiden. Bij hun eerste ontmoeting had de hoogleraar de toen nieuwe universiteitsvoorzitter al toegevoegd dat de TUE veel te klein is voor de uit zijn voegen barstende regio.
ASML grote aanjager
Topman Peter Wennink van ASML zei tijdens de opening van het academische jaar dat de schaarste aan technici zijn grootste probleem is. Hij deed daarbij een oproep om de uitstroom op alle niveaus te verviervoudigen.
Smits en Steinbuch houden het in hun vraaggesprek op een verdubbeling. Steinbuch zegt dat ‘het gaat om meer dan alleen ASML’, waarbij hij Philips, Thermo Fisher Scientific, VDL, NXP, Daf en Prodrive bij naam noemt.
Maar niemand kan er omheen dat ASML de grote aanjager van de groei is. De vraag naar lithomachines explodeert, het Veldhovense bedrijf is monopolist en wil de wereld bedienen. Het verwacht zijn omzet al ver voor 2030 te verdubbelen. Vorig jaar was die 18,6 miljard euro. In het meest positieve scenario tikt ASML in 2025 al de 30 miljard aan. Voor die groei zijn technici nodig, zowel bij de machinebouwer zelf als in het toeleverende ecosysteem. Met de natte vinger levert elke arbeidsplaats in Veldhoven drie andere op bij toeleveranciers.
Daarmee is ASML in feite de partij die de groei in Brainport dicteert. Dat is zowel een zegen als een last. Andere oem’s zien een grote bedreiging in het vertrek van schaarse experts zoals optici, softwaredesigners en ervaren managers en systeemarchitecten naar Veldhoven. Van de andere kant trekt de lithofabrikant veel expats aan, van wie een aantal na enkele jaren op zoek gaat naar een andere baan – werken voor ASML past niet iedereen.
Eerst meer personeel
Smits en Steinbuch zeggen dat verstandig groeien op de universiteit begint met meer personeel, en daarna met studenten. In het huidige model – gebaseerd op een afrekenmodel per uitstromende student – gaat groei zorgen voor kramp. Dus wil het tweetal eerst meer wetenschappelijk personeel binnenhalen.
‘Om meer studenten aan te kunnen, moet de organisatie eerst groeien’, schetst Steinbuch de oplossing. Zijn denktank heeft daarvoor de term up-front funding bedacht: met financiering vanuit de overheid eerst opschalen in wetenschappelijk personeel, faciliteiten, gebouwen en ondersteunende diensten. ‘Pas daarna willen we de studentenaantallen laten groeien.’ Smits en Steinbuch willen op deze manier het personeel ontlasten en geleidelijk groeien. ‘Zo kan ook de onderzoekscomponent in hetzelfde tempo groeien en kunnen we meer promovendi opleiden en afleveren.’
Ook willen ze bekijken hoe de hightechindustrie in Brainport meer betrokken kan worden bij de opleiding van masterstudenten. ‘Met name voor stages, gastdocenten en afstudeerbegeleiding liggen hier veel kansen.’ Dit zou de werkdruk binnen de TUE aanzienlijk kunnen verlichten, zeggen ze.
Voorwaarden
Het interview maakt duidelijk dat er wel voorwaarden kleven aan de groei. Dat zijn er vier. De overheid moet met geld komen om te voorkomen dat de huidige werkdruk verder toeneemt. De groei mag niet ten koste gaan van excellentie en moet ook geleidelijk verlopen om de werkdruk beheersbaar te houden. Als laatste dient de regio ervoor te zorgen dat de infrastructuur en faciliteiten op orde zijn.
Smits zegt zich het vuur uit de sloffen te lobbyen: ‘We zijn op veel fronten bezig met de schaalsprong. Binnen de TUE, binnen Brainport, in Den Haag. Iedereen ziet het belang ervan in. We hopen nog steeds dat er eind dit jaar meer duidelijkheid is over het geld dat nodig is voor de groei. Als er geen up-front financiering is, kunnen we geen aanbestedingen voor nieuwe gebouwen opstarten, noch beginnen met het werven van extra personeel.’