Nederlandse levensmiddelenindustrie moet vernieuwen

Alexander Pil
21 augustus 2013

In een Europese vergelijking staat Nederland op drie als het gaat om innovatie in de levensmiddelenindustrie, na Denemarken en Duitsland. Nederland investeert veel tijd en middelen in onderzoek en innovatie, maar genereert minder omzet uit nieuwe producten. Dat concludeert researchcentrum LEI van Wageningen UR na onderzoek dat het uitvoerde in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.

De belangrijkste focus van Nederlandse bedrijven ligt op procesefficiëntie en kostenverlaging in plaats van productvernieuwing en marketing. Op den duur een doodlopende weg, aldus LEI. Ten opzichte van Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Polen, Spanje en het Verenigd Koninkrijk heeft de Nederlandse levensmiddelenindustrie een relatief sterke positie wat betreft onderzoek en ontwikkeling, en is ze sterk als het gaat om samenwerking bij innovatie. Doordat Nederland echter focust op efficiënte productieprocessen en kostenverlaging komt op den duur de concurrentiekracht en werkgelegenheid onder druk te staan.

Innovatie heeft een positief effect op de productiviteit, de exportpositie en de omzet van het mkb in de levensmiddelenindustrie. Het midden- en kleinbedrijf geeft minder uit aan onderzoek en ontwikkeling via formele inspanningen dan het grootbedrijf, maar is daardoor niet per se minder innovatief, stelt LEI. Innovaties van het mkb hebben vaker een incrementeel karakter. De kosten van onderzoek en ontwikkeling en innovatie zijn voor het mkb echter relatief hoog en de risico‘s relatief groot. Ook is het moeilijk innovaties te valoriseren; het is lastig nieuwe producten te beschermen tegen namaak en kennis in deze sector verspreidt snel.