Nederland middenmoter op innovatiegebied

Alexander Pil
8 juni 2012

Sectoren die het meest intensief in R&D investeren, groeien het hardst en dragen bovengemiddeld bij aan economische groei. Dat blijkt uit het rapport ’De Staat van Nederland Innovatieland 2012‘ van HCSS dat TNO vandaag presenteerde. Het slechte nieuws is dat R&D-investeringen door MKB structureel afnemen, Nederlandse bedrijven steeds meer in buitenlandse R&D investeren en met alleen het eigen arbeidsaanbod Nederland de internationale concurrentieslag op termijn dreigt te verliezen.

Het rapport kwalificeert Nederland als een innovation follower, een middenmoter op R&D-gebied. De R&D-intensiteit (de R&D-uitgaven als percentage van het bruto binnenlands product) ligt in Nederland met 1,84 procent onder het EU-gemiddelde en ruim onder de Lissabon-doelstelling van 3 procent. Bovendien is er een dalende tendens. Daar tegenover staat dat R&D-intensieve sectoren in Nederland het hardst groeien en bovengemiddeld bijdragen aan economische groei. Dit zijn onder meer de machine-industrie, de chemische industrie, de elektrotechnische industrie, de voedingsmiddelen- en drankenindustrie en de IT-dienstverlening.

’Het feit dat Nederland economisch wegzakt, maakt de urgentie van meer R&D- en innovatie-investeringen en -inspanningen ondubbelzinnig‘, aldus TNO-bestuursvoorzitter Jan Mengelers. ’Wij grijpen de introductie van dit rapport dan ook aan om de discussie rondom beleid en uitvoering van innovatie in Nederland te voeden. Daartoe zijn sleutelspelers uitgenodigd om in Innovatie2020 acties te formuleren voor de korte en (middel)lange termijn die Nederland nodig heeft om zijn innovatie- en concurrentiepositie te versterken.‘

De ontwikkeling van de R&D-uitgaven van de tien grootste R&D-investeerders in Nederland over de laatste tien jaar leert dat de meeste hun uitgaven in Nederland op vrijwel hetzelfde niveau hebben gecontinueerd. Omdat de totale R&D-uitgaven van bedrijven in Nederland in de periode 2000-2010 daalden, duidt dit echter op een afname van R&D door het midden- en kleinbedrijf. De aanwas van nieuwe OEM‘s is gering en dat is naar de toekomst toe een groot risico. Oorzaak lijkt niet een gebrek aan ondernemerschap, maar risicoaversie bij andere spelers.

Het belang van buitenlandse bedrijven voor Nederland is de laatste tien jaar fors gegroeid. Ongeveer 1 procent van ons bedrijvenbestand is in buitenlandse handen en is goed voor 31 procent van de totale omzet in de marktsector en voor 33 procent van alle R&D-uitgaven. Tegelijkertijd blijkt dat de R&D-uitgaven door Nederlandse bedrijven in het buitenland juist toenemen. Mengelers: ’Cruciaal is dat Nederland zijn deuren naar de wereld openhoudt en verder naar buiten treedt. Het doen van onderzoek levert naast directe kennis namelijk ook werkgelegenheid op. Dat betekent het koesteren en faciliteren van Nederlandse bedrijven in het buitenland, maar ook van buitenlandse bedrijven in eigen land. Innovatie is een global game en daarin moet internationaal gezien Nederland aantrekkelijk zijn met een sterk R&D-klimaat. Nederland is met het topsectorenbeleid een goede weg ingeslagen en moet nu toewerken naar een nationaal en breed gedragen kennis- en innovatiepact voor Nederland. Met alleen behoud van het bestaande komen we er niet; bezuinigingen dreigen Nederland ver terug te zetten ten opzichte van naaste concurrenten.‘