‘Klanten kunnen ons helpen groeien met meer assemblage’
Waarom neemt een grote verspaner als Anvil Industries een kleine maakpartij als Machinefabriek De Valk over? Jan Adams, ceo van de Valkenswaardse bedrijvengroep legt het uit.
Jan Adams is van huis uit geen techneut. Maar als hij in 1989 als 25-jarige van het hbo komt, zijn er geen banen voor hem in het onderwijs. Voor ‘brood op de plank’ schrijft hij zich in bij een uitzendbureau. Het wordt orders pikken in de magazijnen van Philips Lighting in Maarheeze. Hij begint er op functieniveau 20, de laagste schaal binnen het gloeilampenconcern.
Na zijn eerste promotie gaat hij factureren. Dan zien ze bij Philips dat de jonge Adams meer in zijn mars heeft. Jan krijgt dat zelf ook door en besluit rustig de tijd te nemen om te onderzoeken wat hij echt leuk vindt. Dan leert hij de planners kennen van de logistieke afdeling. ‘Ik dacht, dat lijkt me leuk, regelen en zorgen dat het klopt.’
Als hij die wens in Maarheeze kenbaar maakt, krijgt hij eerst nul op rekest. Hij ontbeert een hbo-bedrijfskundediploma. Maar na drie maanden blijkt er toch een vacature te zijn, op voorwaarde dat hij zich omschoolt. Adams besteedt vijf jaar lang zijn avonduren aan logistiek en bedrijfskunde en klimt bij Philips Maarheeze op van planner tot hoofd planning, logistiek manager en supply-chain manager. Na 2000 zit hij vier jaar als supply-chain manager in de lampenfabriek in Weert.
In 2004 hoort hij dat Philips zijn gloeilampenfabriek wil sluiten. Dat gaat tegen zijn gevoel in, want de vestiging is winstgevend. In Weert zijn ze de productie succesvol aan het ombouwen van massaproductie naar kleine series. Met de directeur en een aantal ondernemende MT-leden bestuderen ze een management buy-out. Philips honoreert het verzoek uiteindelijk niet.
Adams besluit over te stappen naar de machinefabrieken, zoals ze dan nog bekend staan bij Philips. Het is duidelijk dat de Philips-top al een strategische keuze heeft gemaakt om ETG af te splitsen. ASML heeft net het besluit genomen om onder meer de productie van de reticle handler van ETG naar ASML Wilton te verplaatsen. Adams gaat dat als supply-chain manager regelen. Ook moet hij de logistiek verbeteren.
‘Toen ben ik verliefd geworden op machinebouw’, zegt Adams over ETG, waar hij na enkele jaren hoofd inkoop en operations manager van de vestiging in Acht wordt. ‘Dat was gewoon superleuk. Het was ook grappig. Zij noemden dat repeat-business, maar het ging om tweehonderd stuks per jaar, terwijl het in Weert om 200 miljoen lampen per jaar ging.’
Adams voelt dat hij klaar is voor een leidende rol. ‘Van huis uit ben ik een mega-generalist. Het strategische trekt me, terwijl ik ook de uitvoering snap. Bij inkoop en planning was ik eigenlijk altijd al aan het ondernemen. Dan komt sales en de operations erbij en dan denk je: volgens mij kan ik het geheel ook best aansturen. Maar dat blijkt natuurlijk pas als je het echt doet.’
Als er bij ETG geen ruimte is om door te groeien accepteert hij een directeurspost bij de wereldwijde fabrieken van steigerbouwer Scafom. Daarna is hij anderhalf jaar ceo van logistiek dienstverlener HQ Pack. Maar als ze hem in 2016 weer benaderen vanuit de machinebouw, dan hoort hij een oude liefde. De investeringsmaatschappij van de familie Van Doorne, Vado, vraagt hem om de hightech maakbedrijven te gaan leiden en uit te bouwen onder de vlag van Anvil Industries, dat in 2008 begon met drie frezerijen. De wens is om invulling te geven aan het advies van Jack Vromans, Adams’ voorganger en Anvils huidige technisch directeur, om de maakgroep sterker te positioneren ten opzichte van grote klanten.
Anvil Industries bestaat nu uit zeven bedrijven, waaronder Rols Machineonderdelen (verspanen in grote aantallen, robotlassen en assemblage), Jansen Machining Technology (draaien, frezen en assemblage), Job Precision (precisiedraaien, 5-assig frezen, profielslijpen, rondslijpen en zink- en draadvonken), De Valk Machine fabriek (additive manufacturing, QRM-workshop), BKL Engineering (engineering en speciaalmachinebouw), Contour Covering Technology (plaatwerk, lassen en montage), Contour Advanced Systems (systeemintegratie) en Innclose (maatwerk hygiënische omkastingen). Alle hebben een eigen winst-verlies verantwoordelijkheid. Anvil Industries behaalde in 2021 een omzet van ruim honderd miljoen euro en groeide ook vorig jaar fors.
De afzonderlijke bv’s doen tientallen miljoenen, wat is daar het voordeel van?
‘Op het moment dat je heel groot bent, wordt het stroperig. Er komen controle-loops en vaak een heel zwaar hoofdkantoor. Werkmaatschappijen met omzetten van 20 tot 40 miljoen euro per jaar en tussen de 50 en pakweg 150 mensen zijn veel beter bestuurbaar. We hebben een gezamenlijke strategie en daaraan ze moeten zich conformeren, maar iedereen onderneemt vanuit zijn eigen sterkte. Alleen de grote klanten bedienen we centraal.’



Past dat wel bij het onlangs overgenomen Van de Valk? Die doet maar enkele miljoenen per jaar.
‘Voor die overname hadden we drie redenen. De eerste is 3D-metaalprinten. Dat hadden we nog niet, en dan is de discussie: gaan we dat zelf ontwikkelen? Dat kost een hele hoop energie, want je moet een machine kopen, een operator opleiden en de markt ontwikkelen. De engineering voor 3D-printen is bovendien zeker zo belangrijk als het printen zelf. Wij zijn groot genoeg om die markt te ontwikkelen dus de beslissing om Van de Valk te kopen was makkelijk. Bovendien zat het bedrijf in het Addfab consortium met KMWE en Kaak.
Als tweede worden we als groep groter en groter. Dat betekent dat wij voor een twintigtal klanten 80 procent van de omzet draaien. Kleine klanten, zoals start-ups, moeten dan vechten om aandacht. Die kan Van de Valk ze wel geven. Daar is de eerste honderdduizend euro omzet net zo belangrijk als een miljoen voor andere werkmaatschappijen. Dus om die klanten goed te laten landen, zochten wij een klein bedrijf dat die ton belangrijk vindt. De grotere zusters zorgen er bovendien voor dat een start-up voelt dat hij rugdekking heeft als hij groeit.
Kijk, bij Van de Valk hebben ze een levertijd van twee tot vier weken. In onze grotere bedrijven kom je niet onder de zes weken. Dus bij spoedopdrachten, proto’s of dringende reserveonderdelen kunnen we snel leveren.’
Net zoals de hele regio kan Anvil Industries amper voldoen aan de gevraagde groei. Verspaning is kapitaalsintensief. Naast het gebruikelijke spel van meer machines aanschaffen en mensen aannemen zoekt Adams ademruimte in de uitbreiding van zijn assemblage-activiteiten. ‘Enkele van onze bedrijven doen nu mechanische assemblage. Dat vraagt relatief weinig machines, dus dat willen we verder ontwikkelen.’
Het door klanten gevraagde groeitempo kan zijn bedrijf met alleen verspanen niet volgen, zegt de Anvil-directeur. ‘We voegen al veel draai- en freesmachines toe. Met assemblage erbij krijgen we meer solvabiliteit en kunnen we nog meer machines aanschaffen. Daar praat ik met alle klanten over. Het mechanisme is eenvoudig: met de marge die ik maak op assembleren kan ik weer meer werkkapitaal lenen bij banken om machines te kopen.’
Wat zit erin voor je grote klanten?
‘We hebben er beiden voordeel van. Als zij graag meer machines verkopen, dan hebben ze meer materiaal nodig. Als ze meer assembleerwerk bij ons neerleggen, dan stellen ze ons in staat om meer materiaal te leveren. Het is een simpele win-win.
Ik houd grote tier-ones ook altijd voor dat het steeds moeilijker voor ze wordt om complete modules vanaf het kleinste onderdeeltje samen te stellen. Dat betekent kapitaalbeslag en veel organiseren. Tegen klanten zeg ik dus: leg kleine assemblages bij ons weg.’
Liggen er dan nog zoveel kansen?
‘Met name bij nieuwe ontwikkeling willen oem’s en tier-ones graag assemblages uitbesteden en niet meer zelf lijmen en fröbelen. Ze willen ook niet de beheerslasten van al die losse componenten. Het is beter voor ze om samenstellingen van twintig of dertig componenten (of meer) in te kopen. Dan hoeven ze ook maar één keer een order uit te doen. Alle logistieke ellende is dan weggemanaged.’