‘Kijk buiten de grenzen van je eigen koninkrijkje’

Na een jarenlange Philips-carrière en een twaalfjarige aanstelling aan de TU Delft heeft hij sinds dit jaar zijn handen vrij voor zijn eigen adviesbureautje. Met Mice komt hij over de vloer bij legio Nederlandse, Europese en Amerikaanse mechatronicabedrijven. ’Af en toe sla ik iemand op zijn kop als hij het niet goed doet.‘ Jan van Eijk over het doorbreken van de hokjesgeest, automotive en robotica als kansen voor Nederland en het belang van een goede cursus.

Alexander Pil
20 juni 2013

In januari nam hij afscheid van de TU Delft. Sinds 2000 was Jan van Eijk er deeltijd hoogleraar Advanced Mechatronics. Deze functie bekleedde hij naast zijn baan bij Philips, waar hij tussen 1991 en 2007 het gezicht was van de mechatronica-activiteiten. Als hij niet op vakantie is – het liefst rijdt Van Eijk in zijn camper met zijn vrouw en twee honden kriskras door Europa – besteedt hij het leeuwendeel van zijn tijd nu aan Mice, zijn eenmanszaak die advies geeft over mechatronische ontwikkeling.

Jan van Eijk: ‘Het ontbreekt nogal eens aan wederzijds respect tussen de verschillende vakgebieden.’

Mice staat voor ’mechatronic innovation and concept engineering‘, maar de naam refereert ook aan de manier waarop Van Eijk bij Philips illustreerde hoe mechatronische systeemontwikkeling volgens hem vooral niet moet. ’Je kunt een muis zuiver mechanisch vangen zoals met een normale muizenval; het kan ook elektrisch, chemisch, thermisch, pneumatisch of hydraulisch‘, legt Van Eijk uit op het kantoor van MI Partners, waar hij een dag in de week werkt. ’Als je een techneut vraagt om een probleem op te lossen zoals ’Hoe vang ik een muis?‘, zal hij altijd vanuit zijn eigen discipline op zoek gaan. Dat is logisch, maar het leidt wel naar een suboptimaal antwoord. Je moet dus communiceren met andere vakgebieden om tot het optimum te komen. Dat is de grote uitdaging.‘

Mechatronics system design - part 1

Part 1 of the course focusses on the essential basics in any multi-disciplinary development of mechatronic (motion) system. In this applied mechatronics training, participants will acquire broad technical knowledge beyond the limits of their own discipline.

Het is ook de boodschap die hij op de universiteit aan zijn studenten probeerde over te dragen. ’Het werkmodel dat ik in de mechatronica verstandig vind, is om wetenschappelijke specialisten op te leiden die je tegelijkertijd leert om te communiceren met hun collega‘s uit de aanpalende vakgebieden. Ze kunnen niet alles tot in detail onder de knie hebben, maar ze moeten wel overal een beetje verstand van hebben en het taalgebruik beheersen.‘

Mechatronics system design - part 1

Part 1 of the course focusses on the essential basics in any multi-disciplinary development of mechatronic (motion) system. In this applied mechatronics training, participants will acquire broad technical knowledge beyond the limits of their own discipline.

Je kunt een muis op heel veel verschillende manieren vangen. De truc is dat je moet dus communiceren met andere vakgebieden om tot het optimum te komen.

’Wederzijds respect, daar ontbreekt het nogal eens aan‘, aldus Van Eijk. ’De faculteit Werktuigbouwkunde is vaak een concurrent van de faculteit Elektrotechniek. Ze strijden om de beste studenten, de beste huisvesting, de beste financiële randvoorwaarden. In grote bedrijven is dat vaak nog erger. Ook daar vechten de verschillende afdelingen om de beste mensen en de meeste aandacht. Als er ontslagen moeten vallen, moet dat altijd bij de ander want ’wij zijn echt te belangrijk‘. Die hokjesgeest is door onze organisatorische vormen op veel plaatsen sterk verankerd en daarom lastig te doorbreken.‘

Bij Philips speelde die problematiek ook. ’Toen ik daar baas van de mechatronica was, ben ik er direct op gesprongen. Er waren zes groepen die allemaal iets met mechanica deden. Toch hadden ze stuk voor stuk hun eigen mensen, hun eigen kamer en hun eigen apparatuur. Zes koninkrijkjes. Om te beginnen, heb ik gezegd dat de spullen niet van de groepen afzonderlijk zijn, maar van mij. Ik bepaal wie ze gebruikt en jullie kunnen ze lenen. Het eerste jaar was daar natuurlijk een hoop geouwehoer over. Voor zo‘n cultuurverandering heb je natuurlijk wel even nodig. Als je het een paar jaar volhoudt, ziet iedereen dat je met die grotere eenheid veel meer kunt bereiken dan met losse groepjes die verschillende doelen en optimalisaties nastreven. Binnen de mechatronicadivisie van Philips zijn we er heel aardig in geslaagd om de muren omlaag te trekken.‘

 advertorial 
Pilz

RFID-toegangsbeveiliging nu nog makkelijker

Voor Identification and Access Management (I.A.M.) heeft Pilz het bedrijfsmoduskeuze- en toegangsautorisatiesysteem PITmode. Voor een onderdeel van dit systeem, de PITreader, heeft Pilz een RFID-transponder in kaart- en stickerformaat ontwikkeld. Alle varianten zijn vrij beschrijfbaar en rechten kunnen vastgelegd worden door gebruik te maken van de eenvoudig passende softwaretools.

’Zo‘n zelfde cultuuromslag hebben we nodig in het Nederlandse hightech-ecosysteem‘, betoogt Van Eijk. ’Ook bedrijven moeten elkaar ondersteunen. Probeer nou eens te voorkomen dat we op elkaars nek zitten. Waak ervoor dat ontwikkelclubs elkaar op prijs gaan beconcurreren want op termijn werkt dan iedereen onder de prijs. Probeer de hoeveelheid werk te laten groeien door ook buiten de regio naar mogelijkheden te zoeken. Als CCM, Demcon, MI Partners en de rest in het buitenland verkondigen dat je hier zo leuk kennis kunt halen, komen de opdrachten uiteindelijk wel. De ene keer zal dat bij MI Partners zijn, de andere keer bij CCM. Daar moet je niet te dogmatisch en te kinderachtig over doen. Er is meer dan genoeg werk voor de mensen die we in dit land hebben. De beperkte capaciteit die we hebben, helpt om niet te schichtig te zijn. Firma‘s zoals Frencken, NTS of VDL zijn gelukkig al een eind op weg, ook omdat de focus toch net wat anders ligt. Zoek naar de balans en gun elkaar het licht in de ogen.‘

Prima trackrecord

Met zijn eigen adviesbureau komt Van Eijk over de vloer bij heel wat Nederlandse mechatronicabedrijven, maar ook bij veel Europese en Amerikaanse organisaties. Hoe verhouden de ontwikkelaanpakken zich tot elkaar? Volgens Van Eijk zit één verschil in de Nederlandse cultuur van het voorspellend modelleren. ’Toen ik begin jaren tachtig bij Philips binnenkwam, modelleerden de ontwikkelaars veel met eindige-elementenmethodes. Ik vroeg wat ze met al die modellen deden. ’Nou‘, was het antwoord, ’die laten we op conferenties zien, maar verder doen we er eigenlijk nooit wat mee. Als de FEM-specialist zijn werk klaar heeft, is ons product namelijk al end of life, zo langzaam gaat het.‘ Het duurde te lang omdat ze een eindeloos aantal elementen meenamen. De gereedschappen nodigen ook uit om alles tot in detail te modelleren. Dat is best leuk als je aan het eind van het traject bent, maar aan het begin moet je veel eenvoudiger modelleren. Op het allerhoogste niveau, op de achterkant van een sigarendoos, zaken afschatten. Die aanpak hebben we bij Philips veel meer geïntegreerd in het hele ontwikkelproces. In Nederland zit dat inmiddels ook in de ontwikkelcultuur.

‘Hou op met dat gezeur over generieke subsidies’

’In Amerika zijn ze nog lang niet zover. Er zijn wel mensen die het begrijpen, zoals David Trumper van MIT. Veel industrieën werken er echter nog heel traditioneel, iteratief, bijna trial and error. Pas als er iets mis is, gaan ze rekenen waar de fout zit. Het is er ook lastiger om kennis op te bouwen omdat veel mensen van de ene naar de andere organisatie springen.‘

Op het gebied van mechatronisch ontwikkelen in de precisiewereld loopt Nederland voorop, vindt Van Eijk. ’Deze regio is daarin wereldleider. Daarmee wil ik niet zeggen dat er bijvoorbeeld in Israël niet een clubje zit dat het beter doet, maar het ecosysteem loopt hier voor. Vlaanderen hangt ertegenaan. Daar sleutelen ze aan mechatronica voor bijvoorbeeld weefgetouwen en dan moet je op heel andere zaken optimaliseren. De halfgeleiderindustrie weet inmiddels dat als je precisiemechatronica wilt, je in de regio Eindhoven moet zijn. De universiteiten van Delft, Leuven en Twente zitten daar natuurlijk bij, maar het operationele deel zit grotendeels in Eindhoven en omgeving. Voor Amerikaanse bedrijven kunnen we een waardevolle bijdrage leveren. Het is niet voor niks dat de grote Amerikaanse halfgeleiderbedrijven hier ontwikkelprojecten neerleggen. Bij Philips Innovation Services, VDL, NTS, Frencken komen ze de kennis en kunde halen.‘

’De ontwikkeling van multidisciplinaire en complexe componenten en machines met veel toegevoegde waarde, daarvoor hebben we in Nederland een juiste voedingsbodem. We kunnen het ons niet veroorloven om grondverslindende en grondstofverslindende industrieën neer te zetten; daar hebben we de ruimte en de bronnen niet voor. De machine-industrie heeft een prima trackrecord. De Nederlandse cultuur is ook veel beter gericht op samenwerken dan de Amerikaanse of de Duitse. Die positie moeten we vasthouden.‘

Gezeur

Gevraagd naar de gebieden waar Nederland zich naast precisiemachinebouw op zou moeten richten, geeft Van Eijk twee antwoorden: automotive en robotica. ’In automotive zie ik een geweldige ontwikkeling. Kijk maar wat er in de regio Helmond gebeurt op dat gebied. De technische vaardigheden zijn er hetzelfde als in de precisiemachinebouw, evenals de noodzaak om met elkaar te communiceren. Met wat we in de machinebouw hebben geleerd, hebben we daar kansen om significante stappen te maken. Dat zou de volgende grote kern kunnen zijn.‘

’Interessant is ook robotica. Niet de industriële robots, dat is niet echt Nederlands, maar de robots die via kassen en de medische wereld in de huiskamer opduiken. Robocup is daar een fantastisch voorbeeld van. Daar zit een enorme hoeveelheid kennis en kunde in. We laten daar zien dat we al heel ver zijn en niet onderdoen voor Japan of de VS. We hebben bovendien de lifestylecomponent beschikbaar via Philips en ook de embedded software is voorhanden. In Twente is Stefano Stramigioli druk bezig om robots vooral voor medische applicaties te ontwikkelen. Andere bedrijven zoals Lely zitten juist in de agrarische sector. Dat vraagt om intelligentie omdat je in contact komt met onvoorspelbare mensen en dieren. Er worden stappen gemaakt om robots vanuit een gestructureerde fabrieksomgeving naar een ongestructureerde omgeving met mensen te brengen. Die miljoenen robots gaan we overigens niet hier produceren, dat is niet ons vak. In de ontwikkeling van basismodules heeft Nederland echter wel degelijk kansen.‘

’Die huishoudrobots mogen geen kapitalen kosten zoals de robots van Nasa. In de speelgoedwinkel kun je al een robot kopen voor tweehonderd euro. Die reageert weliswaar op een beperkt aantal signalen, maar hij rijdt wel door je woonkamer en reageert op dingen die jij doet. Probeer nou eens om die superdure ruimtevaartrobot en dat speelgoedrobotje in elkaar te schuiven en maak een robot van duizend euro die iets nuttigs kan doen. Dat is een mooie uitdaging. Ik ben ervan overtuigd dat er een miljardenbusiness gaat uitkomen. Wie daar het voortouw neemt en wie investeert, weet ik niet, Roboned misschien. Maar ik weet wel dat we er in Nederland de ingrediënten voor hebben om daarin een leuke rol te spelen.‘

’Als ik de politici gelijk een advies mag geven: hou op met dat gezeur over generieke subsidies. Met belastingvoordelen doen jullie de Nederlandse economie echt geen plezier. Dat werkt niet; je krijgt er geen starter mee aan de gang en ook een groot bedrijf schiet er niet veel mee op. Een bedrijf als Solaytec heeft een gigantische boost gekregen van de Kenniswerkersregeling. Zo‘n impuls hebben starters nodig om financiers geïnteresseerd te krijgen. Reserveer een potje geld – voor mijn part honderd miljoen – om start-ups in automotive en robotica de kans te geven. Neem Preceyes (TUE-spin-off in medische robotica, AP), het vereist een paar jaar met een ontwikkelgroepje van een man of vijf om dat van de grond te krijgen. Daar heb je een paar miljoen voor nodig. Daarna staat er iets dat je met een venture capitalist kunt bespreken. Om die eerste stap te zetten, zou de overheid in geselecteerde gebieden moeten bijdragen.‘

Twee linkerhanden

Naast zijn consultancywerk via Mice is Van Eijk als docent en adviseur betrokken bij The High Tech Institute, voor een deel de voortzetting van het vermaarde opleidingsprogramma van Philips CTT. Van Eijk: ’Binnen Philips is er altijd een goed bouwwerk geweest voor bedrijfsopleidingen. Dat begon al in de jaren zeventig. Ik was docent bij de bedrijfsmechanisatieopleidingen. Dat waren heel waardevolle trajecten voor de Philips-organisatie, maar ook om een gemeenschap van goed opgeleide mensen te krijgen. Mensen met een hbo- of universitaire opleiding kregen in hun eerste jaar drie maanden cursus. Dat was nodig, ook nu, maar het gebeurt niet meer. Nu proberen we het on the job.‘

’In 1989 startte Philips CFT met zijn eigen tiendaagse mechatronicacursus. Die was bedoeld om onze eigen medewerkers bewust te laten worden van de noodzaak om veel intensiever met elkaar de discussie aan te gaan. Het werd een groot succes. Ik schat dat de cursus inmiddels zo‘n vijftig keer is gegeven aan grofweg twaalfhonderd ingenieurs.‘

‘Als iemand een goede cursus doet, krijgt hij een vijf procent hoger rendement.’

De Philips-opleidingen hebben vorig jaar onderdak gevonden bij The High Tech Institute. Kan Van Eijk managers overtuigen van het nut van een goede training? ’Als je iemand naar een cursus stuurt, raak je een stuk omzet kwijt, maar je krijgt iemand terug die minder uren nodig heeft voor het afronden van een klus en een beter ontwerp aflevert. Ik beweer dat als iemand een cursus bij The High Tech Institute doet, hij een vijf procent hoger rendement krijgt in de vijf jaar die erop volgen. En dat is echt nog een voorzichtig schatting. Het kost natuurlijk een week; dat is ongeveer twee procent. Als je hem in het tweede jaar weer een week op cursus stuurt, ben je in totaal vier procent van zijn omzet kwijt, maar is hij tien procent efficiënter. Daar heb je elk jaar opnieuw profijt van. Ik begrijp niet dat we er nog over moeten praten‘, zegt hij met een knipoog.

’Die jonge mensen zijn verdraaid slim, maar hebben twee linkerhanden: ze zitten nieuw in een project, hebben geen praktijkervaring, kennen de applicatieomgeving niet en weten meestal niet hoe ze moeten samenwerken. Ik zie hoe mensen worstelen als ze bij een organisatie binnenkomen en hoeveel tijd het kost voordat ze zelfstandig kunnen functioneren. Ze weten echt niet wat ze moeten doen. Je kunt de opdracht wel in hapklare brokken voorschotelen, maar dat soort mensen zoeken we niet in ontwikkelomgevingen. In veel bedrijven wordt het opgelost door er een senior naast te zetten. Bij Philips werkte dat heel aardig. Maar je moet niet vergeten dat die ervaren man minder efficiënt werkt en tijd verliest door de starter te begeleiden. Dat kun je voor een belangrijk deel opvangen met een cursus. Ik ben ervan overtuigd dat we bij Philips de starters anderhalf jaar eerder op seniorniveau hadden door die opleidingen.‘

’Binnen HTI leggen we de nadruk op de industrie. We vertellen niet alles over regeltechniek – dat doen ze maar op de universiteit – maar precies wat ze nodig hebben in de praktijk. Ze hebben dan een platform waarop ze discussies kunnen voeren met hun collega‘s uit de regeltechniek. Als je die balans weet te vinden, kun je in een week cursus een heleboel bereiken. Voor mensen van de hbo of de universiteit is twee weken cursus in hun eerste twee jaar een zeer goede investering. Hou dat vol en zorg dat je de goede cursus pakt. Niet dus nog meer leren over je specialisme, maar juist over de andere disciplines.‘