In memoriam: Wim van der Hoek (1924 – 2019)
Op zaterdag 12 januari is Wim van der Hoek op 94-jarige leeftijd overleden. Hij is de grondlegger van het vakgebied constructieprincipes, later uitgebouwd door onder meer Rien Koster, Herman Soemers en Nick Rosielle. Van der Hoek is medeoprichter van het vermaarde Philips CFT, waar hij het dynamische gedrag van snellopende productiemachines verbeterde door goede mechanische constructies te ontwerpen.

Op de TU Eindhoven – toen nog de Technische Hogeschool – leidde hij als parttime hoogleraar op zijn kenmerkende enthousiasmerende manier een hele generatie constructeurs op in abstract en pragmatisch denken. Daarmee staat hij direct en indirect aan de basis van het succes van de regio als epicentrum voor precisietechnologie en hightech mechatronica. Veel succesvolle bedrijven in Eindhoven en ver daarbuiten zijn schatplichtig aan de School Van der Hoek.
Des Duivels Prentenboek
Van der Hoek tekende zijn ervaringen in de industrie op in ‘Des duivels prentenboek’. Oorspronkelijk was dat alleen een verzameling fouten waar constructeurs waren ingetuind. Ter leering ende vermaeck voor zijn studenten en collega’s. Hij breidde het echter snel uit naar problemen met hun oplossingen. ‘Die antwoorden kwamen er meestal na een gesprek met Van der Hoek’, vertelt Piet van Rens, die jarenlang met hem samenwerkte. ‘Als je geluk had en een grote bijdrage aan de oplossing had geleverd, werd je genoemd in het Prentenboek. Dat was zo’n beetje de hoogste eer die je in het vak kon behalen. Maar meestal was het Wim zelf die het probleem oploste.’

Jan van Eijk roemt Van der Hoek om zijn menselijke kant. ‘Hij was constant bezig om mensen de kans te geven zich verder te ontwikkelen. Bij het leveren van ‘aanbevelingen’ ging hij heel zorgvuldig om met het zelfvertrouwen van de mensen die hij adviseerde. Als hem een minder geslaagd ontwerp werd getoond, begon hij daarvan de leuke kanten te benoemen. Langzamerhand stelde hij dan vragen die ertoe leidden dat de ontwerper ‘zelf’ op nieuwe inzichten kwam om de constructie te optimaliseren. Aan het eind was de ontwerper dan enthousiast over het verbeterde ontwerp en voelde die zich daarvan ook de eigenaar.’
Maandagochtend
Huub Janssen noemt Van der Hoek bijzonder inspirerend en denkt met veel genoegen terug aan de beroemde maandagochtenden op de TUE. ‘Dan legde Wim een groot vel papier op tafel. We discussieerden met een handvol studenten en bespraken twee tot drie uur de voortgang en technische problematiek. Eén afstudeerder legde zijn probleem neer en we sprongen daar met vijf, zes man bovenop om dat op allerlei manieren op te lossen. Dat was echt een sport, en Wim stimuleerde dat.’
Net als voor oud-studenten en collega’s kan Van der Hoek bij Janssen niet stuk. Maar na even zoeken lukt het Janssen toch om een kritiekpuntje op te diepen: ‘Hij was graag aan het woord. Daarbij praatte hij best snel, dus het was voor beginnende afstudeerders die het vak nog in de vingers moesten krijgen best moeilijk om alles te volgen. Je moest echt wakker blijven, want in die paar uurtjes kwam heel veel informatie langs. Hij kwam snel met zijn eigen oplossingsrichting, maar die was ook vaak verbluffend.’
Janssen hanteert die Van der Hoek-aanpak ook in zijn eigen bedrijf, waar hij de nieuwe brainstormzaal naar zijn promotor heeft vernoemd. Ook op de TUE, waar Nick Rosielle al jarenlang de vaandeldrager is van het vak constructieprincipes, verzamelen studenten en promovendi zich veertig jaar later nog altijd elke maandagochtend rond een tafel om hun technische problemen in groepsverband te bespreken.
Inlevingsvermogen
In de tijd van Van der Hoek was positioneren op de micrometer nog werktuigbouwkunde van een andere planeet. Op die schaal kun je namelijk niet zomaar standaard functie-elementen als lagers gebruiken. Constructeurs moesten herkennen dat ze niet langer standaard componenten uit de catalogus konden kopen. Ze moesten iets verder nadenken, alle problemen analyseren die zich konden voordoen.

Van Rens heeft een belangrijke stelregel van Van der Hoek in zijn oren geknoopt: je moet nooit doen wat de opdrachtgever zegt, maar wat hij zelf zou doen als hij lang genoeg over het probleem zou hebben nagedacht. ‘Daarmee suggereer je dat de opdrachtgever het best zelf had kunnen verzinnen, maar dat om een of andere reden niet heeft gedaan. Maar Van der Hoek riep daarmee ook op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Hij heeft zelf ook nooit gedaan wat zijn baas hem vroeg. Dat begon al tijdens zijn studie. Hij wilde naar de technische hogeschool in Delft, maar daarvoor moest hij van de nazi’s een verklaring ondertekenen dat hij hun gedachtegoed ondersteunde. Dat weigerde hij en dus ging hij naar de mts, die hij met glans doorliep.’ Na de oorlog ging Van der Hoek alsnog naar de technische hogeschool, waar hij behalve in werktuigbouwkunde ook afstudeerde in de elektromechanica.
Van der Hoek was een voorbeeld als het gaat om het demystificeren van de wetenschap en techniek. ‘Als je moeilijke zaken echt goed snapt, dan kun je ze op een manier uitleggen die voor een groter publiek begrijpelijk is’, zegt Van Eijk. ‘In zijn college stond hij dan als een acteur uit te beelden hoe een kogeltje in een kogelomloopmoer zich moest voelen bij het draaien van de moer. Dergelijke onwetenschappelijke presentaties zijn heel aansprekend en hebben voor veel mensen hun blik op technische verschijnselen veranderd.’
Ook Janssen herinnert zich het inlevingsvermogen van Van der Hoek. ‘Hij vroeg zijn studenten om in gedachten in een kogellager te kruipen, zich de buitenring en binnenring voor te stellen met allemaal kogeltjes ertussen. We moesten onszelf zo klein maken dat we tussen die ronddraaiende kogels zaten. Dan zie je dat de kogel aan de ene kant tegen de ring ligt en aan de andere kant speling heeft. Dan zie je ook dat een kogel niet helemaal rond is, butsen heeft en niet mooi ronddraait. Als het een buts van een micrometer is, dan betekent dat ook een fout van een micrometer. Je hoeft dus niet heel veel ervaring te hebben, maar vooral verbeeldingskracht om zulke gedachte-experimenten te kunnen doen.’
Delen
Ten slotte heeft Van der Hoek altijd veel aandacht besteed aan het opbouwen van een gemeenschap. Vermenigvuldigen door te delen was zijn motto. Al in de zestiger jaren bouwde hij een netwerk van vakgenoten op via het DET-colloquium. Dit gezelschap met mensen uit Delft, Eindhoven en Twente ontmoette elkaar een paar keer per jaar om diepgaand over nieuwe technische ontwikkelingen te praten. ‘Dit delen van kennis en bouwen van netwerken werd ook binnen Philips een belangrijk instrument’, stelt Van Eijk. ‘Interne opleidingen, conferenties en netwerkgroepen ontstonden en dat heeft een sterke gemeenschap voortgebracht. Dit aspect heeft ook vandaag nog een belangrijke rol bij het versterken van de Nederlandse precisietechniek, die een belangrijke bouwsteen is voor veel van onze bedrijven.’