Hoe spreek ik mijn medewerkers aan?
Een hoofdconstructeur vraagt:
‘Ik geef leiding aan een groep van vijftien medewerkers waarvan er een aantal nog niet zo lang bij het bedrijf werkt. Ik moet ze inwerken maar merk dat ik me regelmatig erger aan hun afhankelijke houding. Ze blijven maar vragen en ik probeer te helpen maar erger me van binnen. Vorige week ben ik een aantal keren flink boos geworden en heb ze verweten geen verantwoording te nemen. Ook al heb ik duizend keer gelijk, dit loopt voor beide kanten niet lekker.’
De communicatietrainer antwoordt:
‘Gedrag roept gedrag op. Regelmatig kan het voorkomen dat je daarbij in patronen raakt. Dat wil zeggen dat hetzelfde type gedrag steeds terugkeert. Zowel het gedrag van de ander als jouw reactie daarop of vice versa. Dit zie je overal waar mensen regelmatig en langdurig met elkaar samen (moeten) werken. Dus op het werk, maar ook in partnerrelaties.
Een voorbeeld. Iemand zegt: ‘Ja, maar vertel me dan alsjeblieft hoe dit werkt.’ Waarop jij reageert: ‘Ja, dat had je moeten weten!’ Niks mis mee, zou je zeggen. Of dat inderdaad zo is, wordt vooral bepaald door hoe het wordt gezegd. In de theorie van Transactionele Analyse (TA) wordt dit een positie genoemd. Dus de mindset van waaruit je iets zegt. Dit drukt zich uit in je woorden, de manier waarop je het zegt en de bijbehorende lichaamstaal. TA maakt hierbij onderscheid tussen de rollen kind, volwassen en ouder. Waarbij de kindpositie onderverdeeld is in het aangepaste en het rebellerende kind. De ouderpositie is onderverdeeld in de kritische en de verzorgende ouder. Volwassen is gewoon volwassen.
Wanneer je ‘Vertel me alsjeblieft hoe dit werkt’ zegt vanuit bijvoorbeeld de aangepaste-kindpositie klinkt het al gauw afhankelijk. Nu wordt het interessant, want wat wordt jouw reactie? Voor je het weet, reageer je vanuit de kritische ouder (‘Zoek het zelf uit, dit hoor je te kunnen’) of de zorgende ouder (‘Wacht, zal ik het even voor je doen?’). In beide gevallen leidt dit tot het in stand houden van het patroon, namelijk: de een stelt zich afhankelijk op en de ander reageert daarop als een ouder. Kortom: een ongelijkwaardige relatie.
Dit ontstaat ook wanneer je een ander vanuit een ouderpositie benaderd. Je zegt bijvoorbeeld op een strenge toon: ‘Dit werk is niet zoals het gedaan hoort te worden; ik had beter van je verwacht.’ De kans is groot dat de reactie zal komen vanuit de positie van het aangepaste kind (‘O, sorry, ik zal de volgende keer beter mijn best doen’) of vanuit de positie van het opstandige kind (‘Je kunt mij nog meer vertellen; ik doe wat ik wil!’). Dus de opstelling van de een als ouder roept bij de ander een reactie vanuit de kindpositie op.
Benader je iemand vanuit de kindpositie, dan is de kans groot dat je een ouderreactie terugkrijgt. Je ziet dat de reactiepatronen niet erg productief zijn. Hoe kom je hieruit? In elke situatie is de te prefereren reactie die vanuit de volwassenpositie. Je doet gewoon niet mee met het spel van de ander. Jij blijft volwassen reageren, hoe je ook wordt benaderd. In de eerste plaats vraagt dit vooral van je dat je in de gaten hebt hoe iemand je benadert. In je reactie blijf je de ander als gelijkwaardig zien. Hierbij hoort dat je de ander feedback geeft, zegt wat je ziet gebeuren, je wensen uitspreekt, de ander op zijn verantwoordelijkheid aanspreekt, luistert en de ander blijft respecteren.
Dit kan bijvoorbeeld klinken als: ‘Ik zie dat je regelmatig met vragen naar me toe komt waarvan ik denk dat je die zelf kunt oplossen. Het effect op mij is dat ik me niet kan concentreren op mijn eigen werk. Ik stel voor dat we samen kijken voor welk type vragen je bij mij kunt komen en voor welke niet. Wat vind je daarvan?’
Wanneer je vanuit de volwassenpositie blijft reageren, is de kans het grootst dat de ander dit ook zal (gaan) doen. Hierbij is het vaak de toon die de muziek maakt.’