Het ongeduld van Evert Rietdijk

Segula wil doordringen tot in de haarvaten van Nederlandse technologienetwerken. Het vestigde zich naast Eindhoven ook in Twente en ging het afgelopen jaar samenwerkingen aan met drie maakpartijen. Algemeen directeur Evert Rietdijk over zijn ambities.

René Raaijmakers
10 februari 2016

Met de voeten in de modder, zo ziet Evert Rietdijk zijn ingenieurs graag. Segula wil dat zijn mannen voeling hebben met de hardware in de projecten waaraan ze werken. Daarvoor ging het ingenieursbureau het afgelopen jaar strategische samenwerkingen aan met de maakpartijen GL Precision (nu VDL GL Precision), Wilting en Machinefabriek de Valk uit Valkenswaard.

Rietdijk slaat deze weg in vanwege de trends die hij ziet in de automotive-industrie – de branche waar het Franse moederbedrijf Segula Group zijn wortels heeft. In plaats van rücksichtslos uit te besteden hebben de grote automerken de neiging om weer meer ontwikkeling naar zich toe te trekken. ‘De automotive-partijen willen dure componenten, zoals een dashboard, niet op tien verschillende plaatsen ontwikkelen en maken. Ze willen één look-and-feel. Het traditionele model was om dit aan één partij uit te besteden en op één plek in de wereld te maken. Maar daarmee kreeg de industrie in veel landen importheffingen voor haar rekening. Daardoor ontstonden er lokale adaptaties, met plaatselijke ontwikkeling en productie.’

Algemeen directeur Evert Rietdijk van Segula Nederland verwacht in 2016 door te groeien naar een man of tachtig.

Automobielfabrikanten nemen de ontwikkeling nu steeds meer in eigen hand. ‘Ze willen weer eigenaar zijn van de technische productspecificatie. Ze ontwikkelen onderdelen of deelsystemen tot vrijgave product en geven het daarna aan maakbedrijven over de hele wereld. Voor ons betekent dat meer ontwikkelwerk, want dat willen fabrikanten juist niet allemaal zelf doen. Ze nemen engineeringpartijen in de arm. Ik verwacht dat die trend hier ook meer gaat komen en daar wil ik op voorbereid zijn. Wij leveren dan de modellen én een gevalideerd product waarvan onze klanten vervolgens kunnen bepalen waar ze het maken.’

Segula levert daarmee een dienst van eerste idee tot opgeleverd product. ‘We gaan nooit seriematig spullen maken; dat kan worden georganiseerd door onze partners. Maar we kunnen wel een one of a kind maken, mallen leveren of klanten helpen om een productielijn op te starten. In mijn eigen organisatie sluit ik daarmee de kring. Onze ontwikkelaars zien direct of ze kunnen maken wat ze op papier hebben gezet.’

Tachtig procent projecten

Segula startte in 2010 in Nederland. Het moederbedrijf werkte toen al enige tijd voor ASML en de lithogigant moedigde de Fransen aan om in Nederland hun vleugels uit te slaan. Intussen werken er ruim zestig medewerkers bij Segula Nederland. De helft daarvan draait projecten in de eigen vestiging op de High Tech Campus in Eindhoven.

Rietdijk dacht een paar jaar geleden nog dat het mogelijk was om snel op te schalen naar 300 tot 350 mensen, maar die ambitie heeft hij bijgesteld. ‘Wij verwachten in 2016 door te groeien naar een man of tachtig. We richten ons ook op een technologisch hoog niveau. Daarvoor is op termijn 150 tot 200 medewerkers realistisch.’

Het Franse Segula is vooral sterk in automotive en heeft de ambitie die positie wereldwijd te versterken. Sommige productontwikkelingen voert het geheel zelfstandig uit, zoals enkele jaren geleden de Renault Espace. Momenteel werkt het voor alle grote Franse merken en zit het bij automobielfabrikanten en toeleveranciers in Brazilië, Engeland, India, Turkije en Zweden. Ook bouwt het aan zijn positie in Duitsland en Korea. Rietdijk: ‘Al is het voor Fransen best lastig om bij hun oosterburen aan de bak te komen.’ In Nederland heeft Segula zijn handen vol aan Daf.

De projectenbusiness wil Rietdijk uitbouwen. ‘De helft van onze omzet maken we met projecten waarin we voor een afgesproken bedrag een prestatie leveren. Daarvoor moet je je processen goed op orde hebben. Ik wil naar tachtig procent projecten. Klanten hebben dan meer zekerheid over wat ze krijgen opgeleverd en wat het ze kost. Mij geeft het meer mogelijkheden voor de carrièreontwikkeling van mijn mensen binnen onze organisatie. Want op het moment dat ik het lot van mijn medewerker door detachering in de hand van mijn klant leg, kan ik dat niet meer beïnvloeden.’

De algemeen directeur wil dat zijn technici juist verschillende dingen doen in verschillende markten met verschillende rollen en verschillende complexiteiten. ‘Daarmee hebben mijn mensen een betere carrièreontwikkeling en ben je ook een aantrekkelijkere werkgever. En ik kan als werkgever beter bepalen wie het beste past op welke functie. Met projecten op meerdere locaties kan ik ook makkelijker mensen aantrekken, want het is eenvoudiger om iemand vanuit India naar Nederland te halen dan iemand vanuit Hengelo naar Eindhoven. Onze vestigingen zijn virtueel verbonden en werken met elkaar aan hetzelfde project. Veel klanten willen dat je elke dag met hen rond het bureau zit, maar dat hoeft helemaal niet.’

Aantrekkelijk start-upklimaat

Segula onderzocht ruim een jaar geleden de mogelijkheden voor een nieuw bruggenhoofd in Delft of Twente. Het westen leek aantrekkelijk door de aanwezigheid van wereldspelers in olie en gas, omgeven door een groot aantal toeleveranciers met offshoretechnologie. ‘Dat de tarieven en salarissen in de regio Rotterdam-Delft dertig procent hoger beginnen dan in hightech Brabant leek ons ook aantrekkelijk’, zegt Rietdijk.

Maar uit gesprekken die hij met verschillende spelers in het westen voerde, bleek de timing niet juist. Met een dalende olieprijs – afgelopen januari werd zelfs dertig dollar aangetikt – bleek de lust om te investeren in systemen voor exploratie in moeilijk begaanbare olie- en gasvelden te zijn verdampt. Ook de huidige slagkracht van Segula speelde mee. ‘Als je met grote oliebedrijven en hun toeleveranciers in zee gaat, dan moet je ook een sterke positionering hebben. Ons Franse moederbedrijf telt inmiddels bijna achtduizend medewerkers, maar ik vond dat wij in Nederland met zestig personen nog onvoldoende kritische massa hadden’, aldus Rietdijk.

‘Het is eenvoudiger om iemand vanuit India naar Nederland te halen dan iemand vanuit Hengelo naar Eindhoven’, aldus Rietdijk.

‘Als je ergens start, wil je heel duidelijk toegevoegde waarde kunnen leveren. Onze huidige kennis en competenties sluiten beter aan bij de bedrijven in de regio Twente.’ Rietdijk noemt Apollo Vredestein, Panalytical en Stork als voorbeelden van bedrijven die in het oosten toptechnologie ontwikkelen.

Daarnaast voelt hij zich lekker in een omgeving waar beginnende bedrijven kunnen gedijen. Vooral rond de Universiteit Twente ontwikkelde zich de afgelopen decennia een heel aantrekkelijk start-upklimaat, meent Rietdijk. Op de innovatiecampus Kennispark zitten momenteel 380 bedrijven. ‘Het hielp ook dat we in die regio de juiste persoon vonden, namelijk Guido Schoofs.’

Aardige bijkomstigheid is dat het Franse moederbedrijf een goede relatie heeft met het in Hengelo gevestigde Thales, al werkt de Nederlandse tak van Segula nog niet voor de defensiespecialist. ‘Ja, gek genoeg. Terwijl we wel op hun terrein zitten’, lacht Rietdijk. Serieus: ‘Dat we op een paar meter van Thales terecht zijn gekomen, is een bijkomstigheid. We konden daar snel en makkelijk starten.’

Minder afhankelijk

Segula werkt voor Daf en werkte in het verleden voor Mitsubishi, maar zoekt in ons land vooral business in de hightech. Daarnaast noemt Rietdijk vooral olie, gas en voedsel als doelmarkten. ‘Dat zijn dé markten. Daar moeten we zitten.’ Segula doet dat met zijn expertises thermische en flowcontrol, geavanceerde mechatronica en robotica.

Sinds de start zet Rietdijk vooral in op multifysische ontwerpvraagstukken rond thermische controle en robotica. ‘In het begin deden we projecten waarin analyse en ontwerp centraal stonden. Daar voegen we nu regelingen aan toe. Het opbouwen van die ervaring heeft tijd nodig. Sommige klanten zeggen ons dat thermisch design core voor ze is en dat ze het zelf willen doen, maar we zien dat sommigen onze kennis op het gebied van thermische controle erkennen. We vullen het nu samen met ze in. Verdere kennisuitbreiding is op het gebied van thermische sensoren en actuatoren. Dat voegen we nu toe aan onze thermische kennis.’

Rietdijk brengt een uitdaging in het Nederlandse technologische landschap ter sprake die je vaker in de toeleverende industrie hoort. In ons kleine land beheerst slechts een klein aantal grote spelers het hightech-r&d-landschap. ‘Iedereen kan dat lijstje zo maken’, aldus de Segula-directeur. Om minder afhankelijk te zijn van de grote hightechspelers wil hij langzaam maar zeker meer aandacht leggen bij de eerdergenoemde segmenten olie, gas en voedsel. ‘Om te zorgen dat we minder afhankelijk zijn van een paar grote klanten. Als de olieprijs omlaaggaat, dan heeft dat effect op de offshore; als de economie vertraagt, dan koelt de transportmarkt af en verlaagt Daf zijn investeringsbudgetten.’

Autonoom rijden

Dan komen we bij een thema dat Rietdijk erg boeit. Naast die grote industrietakken met zijn grote spelers barst Nederland van de nieuwe initiatieven. Allemaal scheppen ze kansen op succesvolle productontwikkelingen in nieuwe en bestaande markten. Hij filosofeert er relaxed over, maar de gedreven manier waarop hij over het onderwerp praat, verraadt ook een zekere onrust.

Rietdijk geeft precisietechnologie voor landbouw als voorbeeld. Boeren willen steeds nauwkeuriger de status van vocht, meststoffen en de bodemgesteldheid van hun grond bijhouden. De hele cyclus van bemesten, zaaien, oogsten, willen ze optimaliseren. Allerlei partijen, van trekkerfabrikanten, makers van analyseapparatuur en drones tot mestleveranciers, zijn betrokken om die hele keten naar een hoger niveau te tillen. ‘Het is voor ons heel moeilijk om al die partijen volledig in kaart te brengen en wij gaan die kar ook niet trekken. Onze uitdaging is vooral om ervoor te zorgen dat we bij die verschillende stakeholders op het netvlies staan. Zij moeten onze expertise erkennen en ons erbij vragen.’

Voorbeeld van een ontwikkeling waarbij het Segula gelukt is om aan te haken, is het I-cave-researchprogramma van de TU Eindhoven. Daarin ontwikkelt het met de drie technische universiteiten en onder meer Daf, Ford, Tomtom, Mapscape, IBM, NXP en TNO systemen om bestaande voertuigen geschikt te maken voor autonoom rijden. Dit consortium kreeg onlangs 4,2 miljoen euro van STW.

‘Ik zou graag wat earlier involvement willen hebben.’

Rietdijk: ‘Voor autonoom rijden kunnen wij op een aantal vlakken iets toevoegen, vooral vanuit onze robotica-expertise, maar nooit de volledige regie voeren. Onze uitdaging is om in dit soort netwerken opgenomen te worden en een positie te krijgen.’ Veel kleine bedrijven zijn in staat om in consortiumverband technische oplossingen te bedenken. Daar wil Rietdijk iets betekenen, maar zelf kan Segula die op eigen kracht niet vinden. ‘Die partijen moeten ons gaan vinden.’

‘Dat betekent dat we de markt heel duidelijk moeten laten zien dat we heel specifieke kennis hebben’, legt hij uit. ‘Dat we vooruitlopen met een methode of een toepassing. I-cave is een vier- tot vijfjarenprogramma dat gaat lopen met Philips, Tomtom en NXP. Daar komen over twee, drie jaar de eerste resultaten uit en die kan de industrie uiteindelijk oppakken. Daar proberen wij een positie te krijgen, dus het zijn ook nog eens langdurige trajecten.’

Dan benoemt hij zijn onrust: ‘Er zijn heel veel verbanden waar we eigenlijk te laat achter komen. Er speelt zo veel tegelijkertijd. Ik snap dat we niet alles kunnen doen, maar ik heb nu niet het gevoel dat we exact weten wat eraan zit te komen en dat we bewust kunnen kiezen. Het overkomt ons.’

Ja, zegt Rietdijk, dat zou hij graag beter willen sturen, en ja, dat geeft hem een onbevredigend gevoel. Op de opmerking dat zoiets wellicht niet te sturen is, zegt hij: ‘Dat weet ik niet, maar ik zou toch graag wat earlier involvement willen hebben.’ Dit is de belangrijkste reden dat hij werkt aan de uitbreiding van zijn salesteam. Hij wil dat meer mensen in zijn organisatie actiever met ‘de markt’ praten. ‘We moeten actief laten zien wie we zijn en wat we kunnen als bedrijf. Door gesprekken aan te gaan, hoor je dingen en kun je verbindingen leggen. Ik ben ervan overtuigd dat zich dat een keer uitbetaalt. Onze commerciële mensen moeten klussen binnenhalen, maar een afspraak die nu niets oplevert, brengt misschien over een jaar of twee jaar wel iets. Dat wil ik veel beter kunnen regisseren.’