Help, ik ga leiding geven!
Een groepsmanager vraagt:
Door mijn promotie heb ik voor het eerst in mijn carrière leidinggevende taken gekregen. Voorheen was ik al vaker inhoudelijk verantwoordelijk voor projecten, maar nu komen er ook andere zaken bij, zoals functioneringsgesprekken en onderhandelingen over beloningen. Ik kom zelf uit het team waaraan ik leiding geef en ken het werk dus goed. Maar ik vind het ook lastig mijn vroegere directe collega‘s opdrachten te geven. Hoe ga ik hiermee om?
De communicatietrainer antwoordt:
Leiding geven kan knap lastig zijn. Toch kun je het voor een groot deel leren. Als je begint met leiding geven zijn twee dingen belangrijk: je eigen support organiseren en je mensen aansturen.
Wanneer je binnen een team doorschuift naar leidinggevende zet je een stap op de hiërarchische ladder. Jij gaat nu meebepalen wat je collega gaat verdienen of wat hij moet doen. Dit verschil is voelbaar vanaf het moment dat bekend raakt dat jij leiding gaat geven. Meteen ben je niet meer honderd procent een van de groep zoals daarvoor. Te veel nog vriendjes willen zijn, beperkt je vermogen om leiding te kunnen geven. Je moet immers soms lastige beslissingen nemen. De vraag is dus bij wie je je support kunt zoeken, met wie je over alles kunt praten. Dat doe je het beste bij je collega-leidinggevende, jouw eigen leidinggevende of iemand verder weg in de organisatie die je vertrouwt.
Dan de vraag hoe je mensen aanstuurt. Je belangrijkste taak als leidinggevende is dat je je mensen de goede dingen laat doen en dat je ervoor zorgt dat ze dat ook kunnen doen. Daarbij heb je als leidinggevende drie petten: de pet van de leider, de pet van de manager en de pet van de coach.
Als leider schets je een toekomstbeeld waar je met je team naartoe wilt. Je maakt plannen waarin je team zich kan vinden. Je plan inspireert en geeft richting.
Als manager vertaal je de plannen naar concrete taken en verantwoordelijkheden en zorg je dat die goed zijn verdeeld. Dit doe je door goed naar de capaciteiten van je teamleden te kijken en te luisteren naar hun wensen. Als manager stuur je ook op de resultaten. Als iemand zich niet aan zijn afspraken houdt, spreek je hem hierop aan en zorg je dat de dingen worden gedaan.
In je rol als coach richt je je niet op de taak maar op de ontwikkeling van je medewerker. Je helpt hem zodat hij zich ontwikkelt in zijn rol en zijn taak beter kan uitvoeren.
In de praktijk kunnen vooral de taak van manager en coach door elkaar lopen. Toch is het belangrijk om te weten wat je op welk moment doet en waarom. Bij het aansturen kijk je niet naar wat jou gemakkelijk afgaat of wat jij zelf graag zou willen, maar naar wat je werknemer nodig heeft om succes te hebben. Je focus ligt dus bij je werknemer. Verder geldt dat je alleen vertelt wát je nodig hebt. Het hoe laat je over aan de professional, met name als het een senior is. Dit stimuleert hem om zich naar beste kunnen in te zetten en zijn verantwoordelijkheid te pakken. Vertel je hem te veel hoe je wilt dat hij de dingen doet, dan demotiveert dat en zal hij bij elke vraag naar jou toekomen. Ik hoef niet te vertellen wat dat doet met je timemanagement. Junioren die wel graag willen maar nog niet kunnen, moet je meer meegeven over hoe ze het moeten aanpakken. Dat kun je zelf doen of je zet er een senior naast.
Medioren hebben al wat ervaring, maar beheersen het vak zeker nog niet (ook al weten ze dat zelf niet altijd). Hen moet je bijsturen. Zorg dat ze blijven leren. Geef de medior daarom een uitdagende taak zodat hij in het begin al wat foutjes maakt.
Al met al is leiding geven een boeiende taak waarin je jezelf regelmatig tegenkomt. Het belangrijkste is dat je blijft leren van je fouten. Dan geef je het beste voorbeeld aan je team.