FME-voorzitter hamert op innovatiekracht bij informateur
FME-voorzitter Ineke Dezentjé heeft in een gesprek met informateur Mariëtte Hamer de nadruk gelegd op het belang van de technologische industrie, en wat ervoor nodig is om deze te stimuleren. Een van de belangrijkste punten voor Dezentjé was dat het aankomende kabinet van innovatie de hoogste prioriteit moet maken, want ‘innovatiekracht is exportkracht’.

Door teruglopende omzet en aanhoudende hoge kosten vanwege de coronacrisis, hebben veel bedrijven zich genoodzaakt gezien om investeringen in innovatie terug te schroeven, wat herstel van de crisis belemmert. ‘We moeten ons immers uit de crisis innoveren’, benadrukt Dezentjé. ‘Omdat wij onze economie niet op een rijkdom aan grondstoffen of op een enorme beroepsbevolking kunnen bouwen, moeten we het van innovatie hebben om internationaal concurrerend te zijn.’ Ze heeft er daarom bij Hamer voor gepleit om de r&d-uitgaven voor Nederland snel te verhogen naar 3 procent van het bbp, al sinds 2000 de Europese streefnorm.
Daarnaast wil FME dat er zo snel mogelijk een herstelplan komt. De branchevereniging verzoekt de straks onderhandelende partijen via de informateur daarom ook om éérst een herstelplan op te stellen en deze zo snel mogelijk aan de Tweede Kamer voor te leggen, voordat de overige onderwerpen van een regeerakkoord aan bod komen. Dezentjé: ‘Nederland staat voor enorme uitdagingen. Technologie is de sleutel om deze transities in goede banen te leiden en een nieuw normaal te creëren die de manier waarop we met elkaar samenleven zal verbeteren. Maar dan moeten de bedrijven in de technologische sector wel op volle kracht vooruit kunnen.’
Verder heeft Dezentjé erop gehamerd vaart te maken van de Europese subsidies. ‘Nederland is op dit moment het enige land dat nog geen plan heeft voor de inzet van RRF-middelen uit het Europese Herstelfonds’, weet Dezentjé. ‘Nederland kan aanspraak maken op 5,6 miljard euro. Vanuit Brussel klinken signalen dat men zo ontevreden is over het ‘gerommel in de marge’ van Nederland, dat ons recht op 13 procent voorfinanciering ter discussie wordt gesteld. Alle landen kunnen alvast 13 procent van de totale RRF-middelen ontvangen, terwijl de plannen en projecten nog door de Europese Commissie worden beoordeeld. Als Nederland die voorfinanciering verliest, duurt het nog maanden na het opstellen van een herstelplan, voordat de eerste Europese fondsen beschikbaar komen. Die tijd hebben we simpelweg niet.’
FME wil verder het Smart Industry-programma doorzetten. Dat vraagt om aanvullende investeringen in het programma, om structurele investeringen in de projecten en fieldlabs en om een aanpak om kleine en middelgrote industriële partijen en technostarters beter te betrekken, bijvoorbeeld middels innovatievouchers.