Fei op glad ijs
Fei Company voert de druk op bij zijn toeleveranciers om vanuit Azië te gaan leveren. De producent van elektronenmicroscopen – in 1997 ontstaan vanuit een fusie tussen Fei Company en Philips Electron Optics – heeft last van de dure euro. Met inkopen en produceren in Aziatische landen valt bij een koers van bijna anderhalve dollar voor een euro rap te verdienen. Aziatische munten zijn immers vaak gekoppeld aan de dollar.
Vooral voor de Amerikaanse tak van Fei is de neergaande halfgeleidermarkt voelbaar. De instrumenten die het in de VS maakt voor defect- en foutanalyse, 3D-metrologie en het omleggen en repareren van draden op chips, hebben er last van. ’Door de bankencrisis is iedereen zenuwachtig. Fabrikanten stellen kapitaalsinvesteringen uit en daar moeten wij het van hebben‘, zegt Rob Fastenau, directeur van de Fei-vestiging in Acht, in dit blad.
Fastenau maakt duidelijk dat ingrijpen binnen een half jaar noodzakelijk is. Niet alleen de toelevering, ook de eigen R&D moet eraan geloven. In Acht gaat Fei het hardst op de rem staan. Daar slaat Fei twee derde van zijn R&D-budget stuk – vorig jaar was het totale budget 45 miljoen euro.
Voor het Nederlandse team van Fei moet de roep om kostenverlaging bitter klinken. Fei was jarenlang weinig succesvol, maar vooral door de inspanningen van het team in Acht behaalt het bedrijf nu grote successen in de markt voor elektronenmicroscopen. Zo waren de omzet- en winststijgingen in 2007 vooral aan de Nederlandse divisies Nano Research en Nano Biology te danken. De omzet in transmissie-elektronenmicroscopen en dual-beamsystemen groeide met zo‘n 30 procent. Deze groei zorgde vorig jaar voor een personeelstoename tot zeshonderd medewerkers bij de Eindhovense vestiging. Op dit moment breidt Fei zijn bestaande cleanrooms in Acht uit voor de productie van nieuwe microscopen, waaronder de Bio-Titan en de Titan Krios, een nieuw apparaat dat is gericht op celbiologen.
Is de organisatie net op een beetje op stoom, staat het Amerikaanse directieteam meteen met de bijl klaar. Snoeien blijkt opnieuw een Amerikaanse deugd. Zelf is Fastenau daar overigens eerlijk over als hij het heeft over de snelheid waarmee plaatselijke toeleveranciers gedwongen worden om naar Azië te kijken: ’Het tempo is te laag, Amerikanen kijken alleen naar kosten.‘
De vragen liggen voor de hand. Is het verstandig om te snijden in bewezen succesvolle R&D? Is een snelle vlucht naar Azië kortzichtig in een tijd dat sommige fabrikanten hun productie weer terughalen naar België en Nederland? Hoe groot zijn de risico‘s dat Chinezen aan het kopiëren slaan?
Probleem voor Fei is dat het eigenlijk te klein is om echt krachtig op de tafel te slaan. In zijn eigen jaarverslag (2006) maakt het bedrijf duidelijk dat het voor speciale modules en technologie sterk afhankelijk is van lokale toeleveranciers. Benchmark, Frencken, Gatan, Neways en VDL ETG worden met name genoemd als single source leveranciers. Fastenau verzekerde mij dat Fei intussen alle mogelijkheden heeft om naar andere bronnen over te stappen, maar het is voor niemand aantrekkelijk om een kleine koek te verdelen. Dat Fei voor Aziatische toelevering zaken wil doen met bestaande toeleveranciers zegt voldoende: die zijn in ieder geval redelijk stabiel en betrouwbaar.
Overigens maakt ETG al vorderingen met het verplaatsen van productie naar Azië en zet ook Frenken deze stap, aldus Fastenau. De vestigingsdirecteur mag zijn partners manen tot spoed, maar hij doet er vooral goed aan om zijn Amerikaanse baas en MT-collega‘s ervan te overtuigen dat een betrouwbaar supply-netwerk sneller is afgebroken dan gemaakt. Wat dat betreft valt er te leren uit de geschiedenis. Fei deed rond 2000 al een poging om de productie naar Azië te verplaatsen – iets dat destijds volledig in het water viel. Succes is dus niet gegarandeerd en verplaatsing naar lagelonenlanden heeft voor kritisch hightech onderdelen zeker tijd nodig – mij dunkt eerder een kwestie van jaren dan van maanden.
Als laatste nog een gratis advies dat Fastenau zou kunnen neerleggen bij het Amerikaanse management. Het bedrijf kan zich zonder risico van een grote kostenposten ontdoen door het topzware seniormanagement per direct te reduceren tot een kwart. Op dit moment bestaat het managementteam van Fei Company uit maar liefst twintig personen. Allemaal vice-presidents met de bijbehorende vorstelijke salarissen en bonussen. Dat lijkt me een tikje overdreven voor een bedrijf met een omzet van 403,8 miljoen euro en 1500 werknemers – drie maal groter dan de gemiddelde toeleverancier. Wat dat voor Rob Fastenau betekent? Die zou ik met het huidige bewezen succes graag de CEO-post toebedelen.