De transitiediesel

René Raaijmakers is uitgever van Mechatronica&Machinebouw.

1 november 2017

Om de paar jaar komt er in de hightech een formidabele kans voorbij. Ik noem gloeilampen, televisie, chipfabricage, lithografie, backendassemblage, zonnecellen, leds en robotica. Jaren zie je het aankomen en dan gaat alles ineens rap. Als je op tijd op de rijdende trein springt, zit je aan tafel, anders ben je lunch. Vaak is het window om op zo’n voortrazende technologiehausse aan te haken maar kort.

In het signaleren van zo’n naderende opportuniteit zijn we zeer bedreven. Een aanloop kunnen we ook nog wel nemen, maar wat als het aankomt op timing, op de versnelling en het juiste moment kiezen, binnen korte tijd grote sommen geld vrijmaken om vervolgens met het volle gewicht op de voortrazende trein te belanden? Ai, dat is toch echt een kunstje waar Amerikaanse, Duitse en Aziatische partijen ons de laatste decennia altijd de loef wisten af te steken. We zagen de locomotief, we knuffelden elkaar in roadmapsessies en aan het einde van het perron beseften we dat we vergeten waren te versnellen en te springen. Zonnecelproductie, Bluebird (backendassemblage), u kent er vast nog eentje.

Fotonische integratie is zo’n nieuwe kans. De VS en Japan investeren er inmiddels honderden miljoenen in. Nederlandse wetenschappers verzekeren ons zelfgenoegzaam dat het Amerikaanse geweld helemaal niet zo veel voorstelt en dat wij hier veel beter zijn. Intussen wacht het Photondelta-initiatief op serieuze ondersteuning en vliegen een paar kleine fotonica-mkb’s elkaar in de haren. En de trein? Die dendert door.

Ook de energietransitie brengt ons formidabele kansen. Het is een langzaam naderend gevaarte. We hebben het nauwelijks in de gaten, die langzame transitiediesel met zijn oneindige aantal wagons. Maar doordenderen doet hij. Dit gevaarte is nog vrijwel onzichtbaar voor onze hightechindustrie, die verslaafd is aan de hartslag en hoge marges van vooral semicon. Onze bedrijven zijn veel te adhd om in alle rust hun sprong op de transitietrein te plannen.

Maar aan de horizon staat toch een duidelijke stip. In 2050 moet een groot deel van onze energievoorziening elektrisch zijn. Dat schept technologisch gezien grote kansen. Zon en wind zijn over ruim dertig jaar voorname energiebronnen. In fotovoltaïsche conversie en windmolens hebben we het marktwindow inmiddels gemist, maar er liggen nog genoeg formidabele kansen en het mooie is dat we met chemie, energie en hightech een mooie uitgangspositie hebben.

 advertorial 
Daan Meijsen

Ingredients enabling carbon neutrality of warehouse systems

5 oktober 2023 vindt de INCOSE-NL workshop 2023 plaats, met spreker Daan Meijsen van Vanderlande. Tijdens de workshop krijg je inzicht in de verschillende cross-cutting duurzaamheidsperspectieven voor hightech systemen. Bekijk het volledige programma online en registreer nu!

Het probleem is namelijk dat we met batterijen de seizoenswisselingen niet kunnen opvangen. En zelfs de meest geavanceerde lithiumaccu’s zijn geen optie om vliegtuigen mee te laten vliegen of schepen aan te drijven. We hebben dus echt efficiënte conversietechnologie nodig om uit water, stikstof en koolstofdioxide brandstoffen te maken.

De topsectoren voor hightech, chemie en energie hebben de kansen beschreven in een advies voor het ministerie van EZ. In ‘Elektrochemische conversie & materialen – Naar een CO2-neutrale energievoorziening in 2050’ maken ze vooral duidelijk dat het belangrijk is om weg te gaan van de korte horizon van de topsectoren. ‘In de hightech is er een groot potentieel aan apparatenbouwers en toeleveranciers die kunnen inspelen op de marktvraag’, stelt het rapport. ‘Mits de elektrochemische conversie door de overheid wordt omarmd.’

Meteen maar de getallen. De drie topsectoren adviseren om een onderzoeksbudget te reserveren van minimaal twintig miljoen euro per jaar. Onze kennisbasis is sterk, maar deze injectie is nodig voor onderzoek dat over tien jaar de eerste stapjes naar de praktijk kan zetten. Daarnaast is tweehonderd miljoen euro wenselijk om kleinschalige proeftuinen, pilots en demo’s ‘te matchen’ voor het spul dat over pakweg vijf jaar naar de markt kan.

Dat laatste is behoorlijk ambitieus, want op sommige gebieden, zoals hydrolyse voor waterstofproductie, liggen de Duitsers inmiddels jaren voor. Maar op dit moment hebben we nog de keuze om in deze markt een rol te gaan spelen. De nieuwe energiebron heet technologie. Als we die nu niet aanboren, moeten we die straks inkopen.