De juiste dingen meten

Angelo Hulshout heeft een ambitieus plan om fabrieken efficiënter te maken met behulp van Smart Industry-technologieën als het internet of things, cloud en machine learning. In Mechatronica&Machinebouw rapporteert hij over de voortgang van zijn inspanningen.

Angelo Hulshout
3 juni 2022

Zojuist heb ik de stofzuiger gerepareerd. Het motortje van de borstel was vastgelopen (er zat een elastiekje omheen gedraaid) waardoor het apparaat niet meer naar behoren werkte. Enkele jaren geleden zou ik het ding aan de kant hebben gegooid en een nieuwe hebben gehaald. Nu niet – enerzijds omdat de stofzuiger nog geen jaar oud is, anderzijds omdat repareren nuttig is. Het is ook leuk, dat is een aardige bijkomstigheid.

Foto: Evgeny Karchevsky op Unsplash

Wat ik me vervolgens wel afvraag, is hoeveel ‘kapotte’ producten we met z’n allen dagelijks weggooien. Weggooien in plaats van (laten) repareren, of in elk geval een poging daartoe. Natuurlijk, er zijn reparateurs voor telefoons te vinden en niemand gooit na drie jaar een verwarmingsketel het huis uit omdat deze niet werkt. Tegelijkertijd vliegen bijvoorbeeld de stofzuiger, de mixer of een speelgoedauto met een afgebroken wiel zo bij het afval. De fabrikanten van deze producten maken elk jaar meer winst – omdat ze weer meer hebben geproduceerd en verkocht.

Effectief?

Nu we flink aan het meten zijn wat er gebeurt in ‘onze’ fabrieken, die we smart willen maken, heb ik steeds vaker discussies over wat er eigenlijk gemeten moet worden. Het is heel gemakkelijk om snel de productielijn in te duiken en de effectiviteit van machines te meten. OEE (operational equipment effectiveness – nee, niet efficiency!) is een kreet die geregeld langskomt. Maar is dat wat we echt willen weten?

Natuurlijk is het belangrijk om te weten hoe effectief een productielijn is, maar is het niet veel interessanter te meten hoe effectief een fabriek of een samenspel van fabrieken is? En dan niet enkel in termen van zo veel mogelijk produceren, maar van zo effectief mogelijk produceren. Dat betekent dus niet alleen dat we moeten meten hoeveel producten er worden gemaakt, maar ook hoe lang ze meegaan. Daaraan kan een fabrikant wellicht ook een reparatie- en hergebruikprogramma koppelen.

Doen we toch al, zullen sommige lezers nu denken. Dat klopt, dat doen we al, maar nog niet genoeg en al helemaal niet effectief. Denk maar aan de discussie die al heel lang loopt over recycling van en statiegeld op blikjes. Waar in Nederland en Duitsland statiegeld op flessen al heel gewoon is, krijgt dat in veel andere landen nauwelijks voet aan de grond. Als inwoner van Italië zie ik dat plastic één keer per week huis aan huis wordt opgehaald, maar toch belandt er een gigantische hoeveelheid lege plastic flessen al dan niet per ongeluk in het normale (huis)afval.

Anders meten

Smart Industry moet ook deze aspecten meenemen. Een product heeft een beperkte levensduur, of het nu een stofzuiger is of een plastic fles. Reparatie, hergebruik en recycling van grondstoffen moeten onderdeel worden van de hele productiecyclus en daarvoor moeten we anders gaan meten: de levensduur van producten, de hoeveelheid hergebruikt materiaal en het aantal gerepareerde producten zijn net zo belangrijk als de OEE en de kwartaalwinst. Ze moeten zelfs onderdeel zijn van de berekening ervan, en dan moeten we misschien wel concluderen dat die berekening een stuk lager uitvalt dan veel cfo’s nu doen voorkomen – vooral die van bedrijven die consumptiegoederen produceren.