De heruitvinding van de robot
Robots bestaan al ontzettend lang. Al voor het jaar 0 zijn er apparaten vervaardigd die zelfstandig menselijk en dierlijk handelen probeerden te evenaren. Pas in het jaar 1920 introduceerde de Tsjechische schrijver Karel Čapek het woord ‘robot’ in zijn toneelstuk ‘Rossum’s Universele Robots’. Robot is afgeleid van het Tsjechische woord robota, dat ‘werk’ of ‘arbeid’ betekent. Toch is er nog altijd geen alom geaccepteerde definitie van een robot, en wordt het woord voor vele machines toegepast.
Waar de meesten het wel over eens zijn, is dat een robot een apparaat is met actuatoren, sensoren en een zekere mate van intelligentie om daarmee meerdere verschillende taken uit te kunnen voeren. Deze taken zijn er typisch op gericht om menselijk handelen te automatiseren in gevaarlijke, moeilijke of vervelende situaties. Het meest wijdverbreide voorbeeld hiervan zijn de robots die in fabrieken lassen, spuiten en assembleren. Bezitten deze robots echter enige vorm van intelligentie en is het daarmee wel terecht dat we ze robots noemen? Zo ook de stofzuigrobot die ieder half uur weer onder dezelfde bank vast komt te zitten; is dat gedrag in enige mate intelligent te noemen?
Volgens de tekstboeken is intelligentie een mentale eigenschap met verschillende functies zoals abstract, logisch en consistent kunnen redeneren, relaties kunnen trekken, leggen en doorzien, regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal, of zich flexibel kunnen aanpassen aan nieuwe situaties. Stuk voor stuk eigenschappen die nog maar weinig hedendaagse robots bezitten. Maar wel precies de vereisten om een robot efficiënt te laten functioneren in de dynamisch veranderlijke omgeving die wij mensen creëren.
Zolang we niet in staat zijn onze apparaten intelligent te maken, zullen ze te allen tijde enkel effectief kunnen functioneren in zeer geconditioneerde omgevingen. Net als wij mensen moeten robots adaptief worden aan hun omgeving, op alle fronten: adaptieve stijfheid van actuatoren, adaptieve gevoeligheid sensoren, adaptief in de manier van communiceren, adaptief in het nemen van beslissingen. Robots moeten kunnen leren van hun fouten en zich nieuwe deeltaken eigen maken, zonder bijkomstigheid van een programmeur.
Deze richting wordt door vele onderzoekers nagestreefd. Zo ook binnen het onlangs afgeronde RoboEarth-project, waarbinnen een intelligent systeem in de cloud is gerealiseerd waarmee robots met elkaar autonoom kennis kunnen delen en daarmee met situaties om kunnen gaan waarvoor ze niet op voorhand zijn geprogrammeerd. In wezen ligt dit niet heel ver weg van hoe wij mensen kennis met elkaar delen middels bijvoorbeeld Wikipedia. Hoe mooi zou het zijn als binnenkort hiermee je robotstofzuiger vanuit de cloud geleerd krijgt hoe hij een bank moet herkennen waaronder hij klemt komt te zitten en daarmee ineens een stuk effectiever kan worden.
De intelligentie is in het voorbeeld van RoboEarth niet in de robot zelf maar in de cloud geïmplementeerd. Om met de huidige stand van de technologie tot een relevant niveau van intelligentie te komen, is daarvoor nog dusdanig veel rekenkracht en opslagcapaciteit nodig, dat dit vooralsnog de beste oplossing is. Wellicht is de cloud ook een van de overwegingen waarmee Google zich de laatste tijd zeer aan het focussen is op robotica middels de overname van meerdere gerenommeerde bedrijven waaronder Boston Dynamics en Deepmind.