China

Paul van Gerven is redacteur van Mechatronica&Machinebouw.

4 juli 2018

Het is onfortuinlijk dat Trump aan het roer staat nu het gebeurt, maar dát het Westen een andere opstelling van China zou gaan eisen, was onvermijdelijk. China is geen ontwikkelingsland meer dat zichzelf met productie van huis-, tuin- en keukenartikelen uit de armoede trekt. Het land staat op het punt om de eredivisie van economieën te betreden en dat betekent dat het zich aan hogere standaarden moet gaan houden.

Tot nu toe heeft het Westen net zo goed als China zelf geprofiteerd van de ongekende ontwikkeling die het heeft doorgemaakt. Dat China daarbij wel eens een scheve schaats reed, namen we op de koop toe. Toegang tot de Chinese groei had een prijs, maar die betaalden we graag. Markten die werden overspoeld door gesubsidieerde goederen, gedwongen technologietransfer, beperkte toegang tot Chinese markten en diefstal van intellectueel eigendom – ach, dat soort dingen deden we vroeger zelf ook.

Om niet halverwege in ontwikkeling te blijven steken (de beruchte middle income trap) wil China de stap maken naar productie van de meest geavanceerde technologische producten, zoals halfgeleiders, productiemachines, robots en (elektrische) auto’s. Op zichzelf is dat geen reden tot zorg, integendeel: volgens de economische orthodoxie zijn de vrije markt en internationale handel immers geen zero-sum game.

Helaas is niet win-win de inzet van China, maar zelfvoorziening en liever nog hegemonie, concludeert het Mercator Institute for China Studies. De grootste onafhankelijke Europese denktank die zich met China bezighoudt, analyseerde het industriële masterplan Made in China 2025 en constateert dat het beleid vooral erop is gericht Westerse bedrijven te gebruiken om technologie in handen te krijgen, om ze vervolgens uit de markt te duwen met oneigenlijke middelen. Ook Eucham, de Europese Kamer van Koophandel, heeft daarover al aan de bel getrokken en typeert Made in China 2025 als ‘een uitermate problematische verzameling beleidsmaatregelen’.

Nu kun je je afvragen of we nu zo moeten schrikken van een industriebeleid dat in de eerste plaats politiek is gemotiveerd: de Chinese machthebbers kunnen wel zo veel willen. Het is maar zeer de vraag of je een transformatie als dit voor elkaar kunt krijgen zonder de tucht van de markt. Beijing heeft daaraan in het verleden vaker het hoofd gestoten.

 advertorial 
Daan Meijsen

Ingredients enabling carbon neutrality of warehouse systems

5 oktober 2023 vindt de INCOSE-NL workshop 2023 plaats, met spreker Daan Meijsen van Vanderlande. Tijdens de workshop krijg je inzicht in de verschillende cross-cutting duurzaamheidsperspectieven voor hightech systemen. Bekijk het volledige programma online en registreer nu!

Instructief in deze is het geval Japan, dat in de jaren tachtig dezelfde rol speelde als China nu. Het Japanse industriebeleid van die tijd gold lange tijd als lichtend voorbeeld van hoe de staat de markt een handje kan helpen, maar door de decennia van economische stagnatie die volgden, is het enthousiasme voor deze aanpak danig getemperd. Interessant genoeg blijkt uit onderzoek dat de meeste Japanse industrieën die nu het sterkst staan – auto’s, games en robotica bijvoorbeeld – de sectoren zijn die in de jaren tachtig niet specifiek werden gesteund door de overheid. In die zin is het daarom niet alleen Westers belang om een andere opstelling van China te eisen, maar ook dat van China zelf.

Het meest effectief zou natuurlijk zijn als het Westen de gelederen gesloten houdt om symmetrische verhoudingen af te dwingen. Helaas denkt president Trump daar duidelijk anders over. Nu hij ervoor kiest om China en Europa tegelijk aan te pakken, wint de Europese onderhandelingspositie ten opzichte van China echter ook aan kracht. Laten we daar wijs gebruik van maken.