Bliepbliep, pingping
Tijdens High-Tech Systems 2015, eind maart in ’s-Hertogenbosch, presenteerde de Brabants Ontwikkelingsmaatschappij een rapport over de robotmarkt in Nederland. Het is geen uitgebreide analyse van de sector maar dat was ook nooit de bedoeling van onderzoekers Ruben Kolfschoten (Bom) en Marcel Grooten (Tom Projects & Interim). Het is een compacte marktverkenning met legio goede voorbeelden: van de Baxter van het Amerikaanse Rethink Robotics en de zelfrijdende tractor van het Giessense Conver tot de verfverwijderrobot van het Haagse LCR Systems en het oogoperatiesysteem van het Eindhovense Preceyes. Hoewel er regelmatig lijvige rapporten over de robotmarkt verschijnen (zoals de Dutch Robotics Strategic Agenda van Roboned uit 2012), staan er verschillende trends, cijfers en aanbevelingen in het Bom-verslag die ik u niet wil onthouden.
De markt voor industriële robots is weer aan het groeien. Ondanks de duidelijke voordelen van robots voor repeterende en zware taken kozen veel bedrijven er in de jaren negentig voor om de productie te verhuizen naar lagelonenlanden. Inmiddels begint iedereen te beseffen dat je de economie niet draaiend kunt houden zonder ook productie te doen. Sowieso vond lang niet iedereen in het Verre Oosten de beloofde gouden bergen. Door die industriële renaissance is er ook hernieuwde belangstelling voor industriële robots, meer specifiek voor flexibele robots die zonder problemen tussen en met menselijke collega’s kunnen samenwerken.
Het is zeer opvallend hoe weinig robots er nog maar in de Nederlandse industrie actief zijn. Uitschieter is Zuid-Korea met 437 industriële robots per tienduizend medewerkers. In Japan zijn dat er 323 en in Duitsland 282. Nederland steekt daar schamel bij af. Per tienduizend Nederlandse medewerkers zijn er slechts 93 robots. Weliswaar boven het Europese gemiddelde (82) maar ruim onder bijvoorbeeld Zweden (174), België (169) en Denemarken (166). Daar is dus enorm veel winst te halen.
De markt voor industriële robots is compleet anders dan die voor servicerobots. De International Federation of Robotics (IFR) verwacht voor industriële robots tot 2017 een jaarlijkse groei van 12 procent, vooral door stijgende vraag in China. Niet onaardig natuurlijk, maar voor de komende jaren wordt er gerekend op een verzesvoudiging van het aantal professionele servicerobots en een verachtvoudiging van het aantal robots voor persoonlijk gebruik. Bovendien wordt de markt niet gedomineerd door een paar grote spelers (ABB, Fanuc, Kuka en Yaskawa hebben 75 procent marktaandeel in industriële robots). Dat biedt kansen aan relatief kleine, Nederlandse specialisten in de juiste niche zoals agro & food (toch al een sterke sector voor Nederland), care, cure, onderhoud en logistiek, aldus Kolfschoten en Grooten.
Het duo laat in zijn rapport ook verschillende uitdagingen en zwaktes de revue passeren. Zo noteert het deze quote van Uwe Haass van het Europese robotcentrum Eurobotics: ‘Wat we missen, is een keten met toeleveranciers die componenten aan robotproducenten leveren, met als gevolg dat deze robots nog steeds vrij duur zijn.’ Wellicht is dat een probleem voor de robotmarkt in het algemeen; juist in Nederland, met zijn sterk genetwerkte hightechindustrie, moeten we de concurrentie daar kunnen aftroeven. Zolang die keten maar voldoende Nederlandse robotbouwers telt, kunnen ze genoeg kennis opbouwen om ook over de grens goede business te doen.
Nou ja, in theorie dan. In de praktijk is de robotmarkt nog bepaald geen vetpot. Het blijkt namelijk lastig om de vele goede ideeën ook daadwerkelijk te vermarkten. In Nederland is dat vaak domweg een kwestie van knaken. Veel innovaties blijven daarom hangen op technology readiness level 3 of 4 (proof of concept), mijlenver verwijderd van niveau 9, waar het geld pas echt wordt verdiend. Veelbelovend is Echord++, een Europees initiatief om de interactie tussen producenten, onderzoekers en gebruikers te stimuleren om zo de innovaties sneller marktrijp te krijgen. Van de honderdtwintig start-ups komen er helaas maar zes uit Nederland. Dat is echt te weinig.
Het Bom-rapport betoogt terecht dat Nederland op technologisch gebied niets tekortkomt om een grote robotnatie te worden. We zijn goed in mechatronica, beschikken dankzij goede systeemintegratoren over veel ervaring met industriële automatisering en robotisering en hebben gespecialiseerde bedrijven op het gebied van vision en software. Zoals zo vaak is het zaak om ‘de krachten te bundelen’. Een nogal obligate oproep, als je het mij vraagt, ook al dekt hij ongetwijfeld de lading. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Roboned zit het stimuleren van samenwerking echter in het dna van de Bom. Hopelijk lukt het de ontwikkelingsmaatschappij om de juiste partijen te koppelen zodat ze in Brabant echt harde euro’s kunnen verdienen met hun robotkennis.