Amper helft Belgische techbedrijven zet in op extra kwaliteitstests
Veel Belgische techbedrijven dragen kwaliteitscontrole hoog in het vaandel, maar evenzeer kunnen anderen nog grote stappen zetten op dit gebied. Dat blijkt uit een onderzoek van branchevereniging Sirris. Zo laat bijna de helft van de ondervraagde bedrijven het potentieel van extra kwaliteitstests onbenut.

Sirris organiseerde een enquête onder zijn klanten en leden, maar ook via sociale media. Het doel: nagaan hoeveel bedrijven uit de Belgische technologische industrie inzetten op kwaliteitscontrole via tests en hoe. Aan de relatieve en comparatieve studie namen 144 bedrijven deel.
Door de jaren heen is kwaliteitscontrole een prioriteit geworden voor Belgische techbedrijven. Vandaag gebeurt dat vooral aan de hand van certificaten. Zowat 7 op de 10 ondernemers checkt bijvoorbeeld steevast of hun materialen en componenten wel de nodige certificaten bezitten. Nog beter: ruim de helft voert extra kwaliteitstests uit. Maar dat betekent tegelijk dat bijna de helft die (nog) niet organiseert en enkel op certificaten vertrouwt – of zelfs die vorm van kwaliteitscontrole achterwege laat.
De kwaliteitstests van techbedrijven focussen voornamelijk op eindproducten. En daarbij wordt zowel interne als externe testcapaciteit aangewend. Liefst 40 procent zet in op beide pistes, en dit om verschillende redenen. Ondernemers halen bijvoorbeeld aan dat interne tests een snellere doorlooptijd genereren, interne kennisopbouw bevorderen, betere rapportering toelaten en de kosten drukken. Externe tests zorgen dan weer voor een onafhankelijk bewijs van een (geaccrediteerde) partner en kunnen een gebrek aan eigen middelen of expertise compenseren.
De redenen die Belgische techbedrijven aanhalen om bijkomende tests uit te voeren, zijn positief ingegeven. Het gaat in de eerste plaats om een extra kwaliteitsbewijs voor klanten. Soms ook als extra argument om de duurzaamheid van producten te promoten of als garantie op een optimale werking. Daarnaast zijn er andere, meer defensieve redenen, zoals eerdere kwaliteitsklachten en het beperken van risico’s, zoals financiële schadeclaims en imagoschade.
Niet alle techbedrijven zijn echter gewonnen voor bijkomende kwaliteitstests: ze vertragen het go-to-market proces en vergen een aanzienlijke investering – een bezorgdheid die ook de bedrijven die het wél doen delen. Wat de kosten exact inhouden, is minder eenduidig. Ruim 4 op de 10 bedrijven die geen kwaliteitstests uitvoeren, denken dat vooral de loonkosten doorwegen. Bedrijven die al langer inzetten op interne en/of externe kwaliteitstests benadrukken dan weer de prijs van de tests zelf. Maar wat de kosten ook mogen zijn, de vraag is vooral: betaalt de investering zich terug?
Een directe return on investment lijkt weinig waarschijnlijk en slechts 5 procent van de ondervraagde bedrijven ziet ‘verhoogde omzetcijfers’ als een positief gevolg van bijkomende kwaliteitstests. Maar de vermelde indirecte winsten tekenen een heel ander beeld: extra kwaliteitscontrole is een effectieve manier om je te positioneren als kwaliteitsspeler en je klantentevredenheid te verhogen, terwijl het je kan behoeden voor torenhoge schadeclaims of blijvende imagoschade. Daar valt moeilijk een prijs op te kleven.