Additive Industries leider in productiviteit

Alexander Pil

27 november 2019

De verwachtingen zijn gigantisch. En ook Additive Industries zelf heeft de lat torenhoog gelegd. Twee jaar geleden presenteerde directeur Daan Kersten op Formnext in Frankfurt, de grootste 3d-printbeurs ter wereld, een ambitieus stappenplan dat zijn bedrijf binnen vijf jaar wereldwijd in de top drie van metaalprinterbouwers zou moeten brengen. De twee grootste aanbieders, EOS en GE Additive, zijn voorlopig onaantastbaar, maar Additive Industries stelde zichzelf ten doel om in 2022 te zijn opgeschoven naar de derde plek. Op dezelfde beurs herhaalde Kersten die doelstelling vorige week nog maar eens, met de stellige boodschap dat zijn bedrijf goed op koers ligt dat streven waar te maken.

De kern van Additive Industries’ strategie is leiderschap in productiviteit. 3d printen is namelijk allang niet meer louter een geinige techniek voor rapid prototyping. Voor grote bedrijven zoals Airbus, BMW, Volkswagen en – dichter bij huis – Kaak is additive manufacturing serious business. In hun fabrieken produceren de Eindhovense Metalfab1’s dagelijks duizenden componenten. Om in serieproductie hoge ogen te gooien, draait alles om kostreductie. En de beste manier om dat te bereiken, is door de doorvoer te vergroten, een hoge reproduceerbaarheid te garanderen en operators al het werk uit handen te nemen.

In tegenstelling tot zijn concurrentie is serieproductie voor Additive Industries sinds de oprichting het focuspunt geweest. Productiviteit zit ingebakken in het design van de Metalfab1. Tijdens het ontwikkelproces maakten de Eindhovense engineers daarvoor een aantal onorthodoxe keuzes. Om te beginnen, was Additive Industries het eerste bedrijf dat vier lasers gebruikte in zijn printkamers. Een pepmiddel voor productiviteit dat andere aanbieders inmiddels hebben gekopieerd. Maar de Metalfab1 is de enige metaalprinter die is uitgerust met slimme software om alle lasers perfect met elkaar te laten samenwerken waardoor ze elk afzonderlijk overal op de bouwplaat kunnen schieten. Een trucje dat opnieuw de doorvoersnelheid een zet in de rug geeft, maar dat nog niemand anders onder de knie heeft. Het hele printproces in de Metalfab1 is volledig gerobotiseerd en geautomatiseerd waardoor de machine een hoge output haalt en de kosten per geprint product laag blijven.

Dat die claim niet alleen een mooi marketingverhaal is, liet Additive Industries zien tijdens Formnext 2019. Kersten toonde met gepaste trots de resultaten van een benchmarkstudie door het Duitse am-adviesbureau Ampower. Om een eerlijke uitslag te garanderen – het onderzoek werd namelijk gefinancierd door Additive Industries zelf – testten de Duitse marktonderzoekers vier typische onderdelen uit verschillende marktsegmenten: een heupimplantaat, een schoepenwieltje voor de olie- en gasindustrie en twee grotere componenten uit de auto- en ruimtevaartindustrie. In zijn rapport ‘Productivity evaluation for metal additive manufacturing systems’ concludeert Ampower dat de Metalfab1 in alle gevallen beter presteerde dan de vijftien andere 3d-metaalprinters die het onder de loep nam. De Metalfab1 vergt de laagste investering, genereert de hoogste jaarlijkse opbrengst en maakt de laagste kosten per onderdeel mogelijk. Op het gebied van productiviteit verpulvert Additive Industries de concurrentie.

Zo’n rooskleurig vergelijkend warenonderzoek is vanzelfsprekend geweldig om potentiële klanten over de streep te trekken, maar daarmee staat Additive Industries natuurlijk niet gelijk op het podium. Het zal de komende paar jaar alles uit de kast moeten halen om zijn ambitie waar te maken. En de concurrentie is moordend. Achter EOS en GE is er een handvol kandidaten voor brons, van gevestigde Europese machinebouwers tot snelgroeiende aanbieders uit China.

In het verleden heb ik Additive Industries vanwege de onstuimige groei in de beginjaren en het vernieuwende machineconcept weleens de potentie toegedicht om uit te groeien tot een bedrijf van ASML-achtige proporties. Hoewel ik nog altijd zeer hoge verwachtingen heb van de metaalprinters uit Eindhoven, denk ik dat de vergelijking met ASML mank gaat. In chipfabricage moeten ontwikkelaars mee in het dwingende ritme van de wet van Moore. Elke nieuwe generatie kost miljarden aan onderzoek en ontwikkeling waardoor alleen de allergrootste en beste bedrijven overblijven. Zo hebben de Veldhovenaren een monopoliepositie veroverd. In industrieel metaalprinten is het speelveld compleet anders. Dat neemt niet weg dat Additive Industries nu al een pareltje in de Nederlands machinebouw is en zonder meer kan uitgroeien tot een van de kroonjuwelen.